Mia Leijssen – Living forward: Gendlins erfenis als inspiratie voor psychotherapie en leven.

Het volledig artikel vind je terug in tijdschrift voor Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie. tPeP 04/2018 227

Gendlins erfenis is gigantisch. Vaak wordt de omvang en de waarde van wat iemand nalaat pas echt duidelijk na het overlijden van die persoon. Voor deze uiteenzetting heb ik gekozen om het ‘living forward’ thema van Gendlins ideeëngoed uit te lichten. Niet voor de hand liggend, want Gendlin heeft daarover heel weinig geschreven. De zoekmachine in Gendlins online-bibliotheek licht de term ‘living forward’ slechts enkele keren op. Zoals in deze zin: “If one’s attitude is welcoming, even long-fixated memories come as part of fresh living forward, rather than as constriction and stoppage.” (Gendlin, 1999). In een andere passage lezen we een variant: “It took me a long time to affirm that the ongoing bodily experiencing has its own inherent life-forwarding implying. The little steps that arise at the edge are creative, imaginative, and always in some positive direction.” (Gendlin, 2003). En hij gebruikt de term ‘life-forward energy’ in zijn publicatie over dromen, zoals in deze zin: “In bodily terms ‘help’ means anything that brings lifeforward energy.” (Gendlin, 2012)

Waarom heb ik mij toegelegd op een thema waarover Gendlin weinig expliciet geschreven heeft? Gedurende de ruim veertig jaar dat ik met focussen bezig ben, heb ik meer en meer voeling gekregen met belangrijke ervaringen waarvoor ik geen juiste benamingen heb. Wel resoneert er iets in mij bij sommige passages in Gendlins werk. Zelfs als het nog onduidelijk is welke termen kunnen dienen als beste handvat, werkt het zoeken naar een juiste symbolisering in verbinding met doorleefde ervaringen en dialoog met anderen1 op zich al vooruit dragend. De ontmoetingen met Gendlin hebben mij bovendien uitzonderlijke kansen gegeven om hem in ‘levende lijve’ te ervaren. Daarbij heb ik de meerwaarde van een echte verpersoonlijking van ‘living forward’ leren kennen. Ik koester die herinneringen als vonken die het vuur in mij aangestoken hebben en brandende houden (Leijssen, 2017).

Ik heb mijn uiteenzetting geordend vanuit vier vragen, alhoewel de antwoorden daarop niet netjes af te bakenen zijn.

  1. Wat kunnen we verstaan onder ‘living forward’?
  2. Hoe kom je ermee in contact?
  3. Hoe kan therapie dat contact faciliteren?
  4. Zijn er nog meer mogelijkheden in contact met ‘living forward’ dan we nu aanwenden?

Daarbij zal ik vijf paradigmashiften expliciteren die aanwezig zijn in Gendlin’s werk. In feite was Gendlin een echte game-changer in de Westerse psychotherapiewereld. Zonder het besef dat Gendlins benadering meerdere paradigmashiften impliceert, kan het focussen veel frustratie en weerstand oproepen, zowel bij cliënten als bij collega-therapeuten. Diepgaand verstaan van die cruciale verschuivingen is bovendien noodzakelijk om de experiëntiële benadering tot haar recht te laten komen. De uitdaging voor deze bijdrage zit voor mij in het vooruit dragen en tot bloei laten komen – ‘living forward’ dus – van wat Gendlin gezaaid heeft.

Wat kunnen we verstaan onder ‘living forward’?

Toen ik bij de voorbereiding van deze lezing de Gendlin-kenner Frans Depestele consulteerde, antwoordde hij: “Ik ben niet vertrouwd met het begrip ‘living forward’. Ik zou het kunnen vertalen als ‘voortgaand leven’, maar dat lijkt een tautologie: leven is per definitie altijd voortgaand. Maar er zijn ook blokkeringen. Misschien wordt hier bedoeld: dat deel in je (of in de cliënt) dat vooruit wil en vooruit kan. En dat het doel van therapie is om dat deel te kunnen raken en te helpen vooruit bewegen, om de energie die daarin zit te kunnen wakker maken.” Deze kernachtige verwoording bevat direct belangrijke aanknopingspunten.

‘Living forward’ verwijst naar het doorgaande levensproces, de drijvende kracht die het organisme aanzet tot voorwaarts leven, de moeilijk te definiëren levensstroom die werkzaam is in de natuur, in de mens, in het universum.

‘Living forward’ is bij menselijke wezens te begrijpen als de vitale energie die oprijst uit de stroom van nauwelijks op te merken ervaringen. Deze energie is inherent aan leven, pre-conceptueel en dus moeilijk onder woorden te brengen. ‘Living forward’ is beweging, openheid voor nieuwe ontwikkeling – in tegenstelling tot vernauwing en onveranderlijkheid. De wijze waarop het voortgaande leven vorm geeft aan het menselijk organisme kent haar eigen natuurlijke ontwikkeling. Dat proces gebeurt, ook zonder dat we het opmerken of we er ons van bewust zijn. “Living bodies imply their own next steps” (Gendlin, 1992).

‘Living forward’ is een basisgegeven dat het leven van alles en iedereen aanstuurt. Doorheen het leven kunnen blokkades dat verder stromen verhinderen. Gelukkig kunnen nieuwe situaties – zoals onder andere therapie – nieuwe bewegingen in gang zetten.

Gendlin benadert een probleem als een lichamelijk voelbaar proces waarbij de levensstroom zich niet heeft kunnen doorzetten in haar natuurlijke beweging. Het voortbewegende leven kan zich herstellen door het lichamelijk gevoelde als aangrijpingspunt te verwelkomen, stil te staan bij ‘iets’ dat zich daarin preverbaal uitdrukt. Wanneer je die vaag gevoelde ‘belijving’ begint op te merken en de moeite doet om iets ervan te benoemen, krijg je een ‘handvat’ waarmee je de deur van dat ervaringsdomein verder kunt openen. En dan hoef je als het ware maar de verdere beweging te volgen. Iedereen die vertrouwd is met focussen kent de ontroering en verwondering van richting en zin te ontdekken in die aanvankelijk vaag te speuren beweging.

Voeling krijgen met hoe een situatie je raakt en de verdere ontvouwing van de gevoelde betekenis of de ‘felt sense’ gaat vaak gepaard met het proces dat Gendlin beschreef als ‘moving forward’ waarbij er beweging voelbaar is in het lichaam, soms omschreven als voelbare/zichtbare ‘shifts’ of verschuivingen in hoe het lichaam dat voortgaande proces non-verbaal uitdrukt.

Alhoewel de ontvouwing van een gevoelde betekenis en het in contact komen met ‘living forward’ zich vaak in elkaars verlengde aandienen, ervaar ik het als bijzonder zinvol om ze te onderscheiden als verschillende processen met een eigen dynamiek. En om bewustwording van ‘living forward’ als een helpend proces aan te wenden zonder dat er sprake hoeft te zijn van een ‘felt sense’. Door contact met ‘living forward’ te beschouwen als een ander proces dan de ontvouwing van een felt sense, openen zich nieuwe wegen voor psychotherapie – en voor leven in het algemeen.

Eerste paradigmashift Vooraleer ik die nieuwe mogelijkheden uiteenzet, vestig ik de aandacht op een eerste paradigmashift die kenmerkend is voor Gendlins werk: Gendlin doorbreekt het nauwe psychologische kader waarin het mentale doorslaggevend is. Hij opent de weg naar het lijfelijke.

Deze ‘mentaliteitswijziging’ is vergelijkbaar met hoe de klassieke natuurkunde daverde op haar grondvesten toen relativiteitstheorie en kwantumfysica experimenteel aantoonden dat de gebruikelijke causaliteitsbeginselen en de daarmee samengaande dualistische visie, niet houdbaar zijn. Energie (die in humane wetenschappen soms ‘geest’ of ‘spirit’ genoemd wordt) doordringt alle materie. Hedendaagse natuurwetenschappen bewijzen dat energie en massa op een zelfde continuüm bestaan (Grün & Grün, 2016).

Veel mensen hebben deze shift in hun perceptie van de realiteit en van hun zelfbeleving nog niet gemaakt. Daardoor zitten ze vast in het mentale en krijgen ze moeilijk contact met de subtielere energie die voelbaar is in hun lichaam. Bij de volgende vraag gaan we hier dieper op in.

Hoe kom je in contact met ‘living forward’?

Wat zijn mogelijke ingangspoorten/openingen naar het ervaren van die levensstroom? Contact met je lichaam is het eerste. Het is je lichaam van binnenuit ervaren. Voor kleine kinderen is dit volkomen natuurlijk. Ze zijn in hun lichaam, diverse gewaarwordingen van binnenuit geven richting aan hun doen en laten. Hun ‘lichaamsantennes’ werken – zoals bij dieren en planten en talloze micro-organismen – nog feilloos in de interactie met hun omgeving.

Daarin komt verandering wanneer het lichaam van buiten uit bekeken en beoordeeld wordt. Het denken over het lichaam kan het dan gaan overnemen van het gewaarworden van binnenuit. Het contact met het lichaam – en met de ‘living forward’ die erin voelbaar is – zwakt af en kan geleidelijk zelfs verdwijnen van de radar. De lichaamsantennes ‘werken’ niet meer, signaleren niets meer. De mens bewoont zijn lichaam niet meer, hij heeft zich ‘uit zijn lichaam’ teruggetrokken en beperkt tot hoofd-zakelijk denken.

Wanneer dat contact met het doorleefde lichaam waarin ‘living forward’ zich vanzelf uitdrukt, er niet meer is, kan het bewust richten van de aandacht op lichamelijke gewaarwordingen een methodiek zijn die opnieuw kan leiden tot contact met ‘living forward’. Dat is wat we o.a. proberen te doen met de uitnodiging om te focussen.

We weten intussen dat het niet alleen gaat over ‘aandacht richten’; het is vooral de kwaliteit van die aandacht die doorslaggevend is voor het proces dat ermee gepaard gaat; het soort van energie bepaalt het soort van bewegingen in het organisme. Onder een kritische aandacht kan het organisme ineen krimpen, bevriezen, afsluiten. Onder een verwelkomende en onbevooroordeelde aandacht kan het organisme ontspannen, openen, zich herstellen. De rationele mens neigt de energetische impact van aandacht minachtend af te doen als ‘placebo’. Zo wordt de krachtige energie waarin het organisme vorm krijgt, genegeerd. “The body structure is not only made but also maintained by ongoing processes. … The body is process concretized … it’s a record, an action track.” (Gendlin, Process Model, onuitgegeven manuscript)

Het is bijvoorbeeld wetenschappelijk bewezen dat wondgenezing gunstiger verloopt in een positieve omgeving (Kiecolt-Glaser et al., 2005). Door de energetische impact van aandacht kunnen we ook verstaan dat de therapeutische relatie een belangrijke krachtbron is voor het ontwikkelingsproces in de cliënt. Dat alles neemt niet weg dat mensen soms niet meer op het spoor komen van de heilzame ervaring van de levensstroom in hun lichaam. Om deze mensen toch iets van dit proces aan te leren, zijn er veel waardevolle pistes ontwikkeld door diverse focusingteachers. Maar alle ervaren focusingteachers weten (net zozeer als ervaren therapeuten) dat mensen in de loop van hun leven soms heel veel barrières opgebouwd hebben waardoor elk zoeken van contact met lichamelijke gewaarwordingen gedoemd is tot mislukken. Sommige mensen hebben werkelijk ‘geen idee’ wat het ‘lichaam van binnenuit voelen’ zou kunnen zijn, omdat ze zich helemaal vereenzelvigd hebben met het mentale. Ze hebben hun lichaam zodanig ‘afgesplitst’ dat ze ‘niets voelen’ van subtielere gewaarwordingen. Het organisme wordt meer gezien als een machine waarvan ze denken dat ze het vanuit hun hoofd kunnen aansturen. Klassieke gesprekstherapieën – maar ook cognitieve gedragstherapieën – zijn voor hen vaak nog meer koren op hun mentale molen.

Tweede paradigmashift Hier vestig ik de aandacht op een tweede paradigmashift die in Gendlins benadering aanwezig is. Gendlin heeft in feite gekozen voor een radicale omkering van de richting waarin er met het proces gewerkt wordt. De klassieke werkwijze is dat de cliënt en de therapeut zoeken om grip te krijgen op iets in de cliënt of in de situatie. Terwijl vertrekkend vanuit het ‘living forward’ principe er gezocht wordt om aansluiting te krijgen met iets dat voelbaar is in het organisme om zich daardoor te laten inspireren. Deze omkering van richting veronderstelt dan ook dat mensen hun vooringenomen ideeën over hoe therapie zou moeten werken, loslaten.

Het komt erop aan om de persoon terug voeling te laten krijgen met ‘leven’ en hoe zich dat ontwikkelt. Maar dat lukt niet door te blijven aankloppen aan de gesloten deur van lichamelijk gewaarworden. De werking van het proces uitleggen en verantwoorden is evenmin vruchtbaar, want dan riskeer je de paradoxale situatie dat de cliënt nog krampachtiger zijn best doet om grip te krijgen op dat proces.

Hier stel ik voor om vanuit het ‘living forward’ principe anders te werken. Dat zal concreter worden bij de uitwerking van de volgende vraag.

Hoe kan therapie contact met ‘living forward’ faciliteren?

Op welke manier kun je beweging brengen in een vastgelopen proces? Een van de faciliterende manieren die ik hier wil belichten is het vinden van een werkwijze waarbij de aandacht niet meer rechtstreeks op het lichaam gericht wordt, maar we een omweg maken. Een ‘omweg’ die echter als een ‘shortcut’ kan werken, en waarbij de cliënt verrast wordt door het nieuwe perspectief.

Laat me dit illustreren aan de hand van een casus.

Een van mijn cliënten is een hoog ontwikkelde intellectueel die alleen open staat voor het rationele. In zijn zelfbeleving telt alleen zijn ‘hoofd’, de rest van zijn lichaam ‘bestaat niet’ bij wijze van spreken. Als ik het gesprek laat verlopen volgens zijn regie, wordt er alleen gediscussieerd en geargumenteerd en analyseert hij zijn ervaringen. Het feit dat vele jaren psychoanalyse en ook diverse sessies gedragstherapie hem niet geholpen hebben, geven mij vertrouwen dat we een andere weg dienen in te slaan dan zijn mentaal bezig zijn. Maar mijn uitnodigingen om iets op te merken in zijn lichaam vangen altijd bot en hij doet ze af als ‘nonsens’, hij diskwalificeert het als new-age toestanden waaraan hij niet mee doet. Na de zoveelste mislukte poging om iets van zijn ‘gewaarwordingen’ tijdens het gesprek naar voor te halen, vraag ik hem op een keer of hij de natuur rond zich opmerkt. Hij is verrast door het onverwachte van mijn interventie. Maar voor het eerst valt hij stil. Vervolgens komt er een antwoord dat verschilt van zijn gebruikelijke woordenvloed. Hij vertelt dat hij het heel vreemd vond toen een nieuwe vriendin aan zijn huis kwam – waar hij op dat moment al ruim twintig jaar gewoond had – en zij aangenaam getroffen was door de mooie boom bij zijn voordeur. Hij had die boom nog nooit opgemerkt. Ik verwoord: “Zo is jouw lichaam er ook zoals die boom; een levend organisme dat al die tijd vanzelf groeit zonder dat je er aandacht voor hebt.” Die reflectie ontroert hem en brengt letterlijk iets in beweging in zijn lichaam. Hij ‘voelt’ iets verschuiven in zijn keel, borst en buikgebied. Vanaf hier komt er een werkelijk keerpunt in de therapie omdat hij kan opmerken dat er lichamelijk gevoelde bewegingen zijn die iets uitdrukken van wat er in hem geraakt wordt. Ik maak het lange verhaal nu kort met de vermelding dat er zich – tot mijn verbazing – later nog een heel opvallend gevolg van zijn nieuwe verhouding met zijn lichaam aandient. Na de ‘boomsessie’ blijkt hij voor het eerst sinds jaren geen last te hebben van impotentie bij het vrijen met zijn vriendin.

Bij deze cliënt zien we dat zijn belevingswereld die vernauwd was tot het mentale veld, zich plots opent doordat zijn aandacht bij verrassing gericht wordt op een andere situatie waarin voortbewegend leven zich toont. Gendlin schrijft in zijn Process Model: “Crossing with a new environmental plane brings novelty.” Door de aandacht te richten op iets anders dan het probleemgebied, wordt er in de cliënt iets nieuws tot leven gewekt. De therapeut verruimt de aandacht van de cliënt naar een nieuw gebied waarin ‘living forward’ te ervaren en te verkennen is.

Derde paradigmashift In deze benadering schuilt een derde paradigmashift die vergelijkbaar is met de doorbraak van de positieve psychologie. De persoon wordt niet gereduceerd tot zijn probleem. Het levend organisme heeft ‘weet’ van hoe ‘goed’ leven hoort te zijn. Die gezonde kracht wordt naar voren gehaald door verbinding te maken met situaties waarin levensenergie voelbaar is. Eén van Gendlin’s uitspraken waarin hij zich toont als een ‘positieve psycholoog’ avant la lettre is: “Every bad feeling is potential energy toward a more right way of being if you give it space to move toward its rightness.” (Gendlin, 1981). Oog hebben voor de positieve tendens die schuilt onder het probleem is een principe dat persoonsgerichte psychotherapeuten ook huldigen. Maar in het werken met ‘living forward’ wordt er directer contact gemaakt met levensenergie, zonder herhaaldelijk tijd te investeren in blokkades. Problemen, pijnpunten of moeilijkheden worden erkend als iets dat bij ‘leven’ hoort. Het zijn gevoelige aanknopingspunten die als wegwijzers kunnen fungeren naar het geblokkeerde proces waarin de levensenergie vastzit. Door die levensstroom te contacteren, kan het vastgelopen proces opnieuw in beweging komen.

Voor veel mensen is de natuur een gemakkelijk toegankelijke vorm om in contact te komen met levensenergie. Ook dieren kunnen dat rechtstreeks contact bevorderen. Er zijn talrijke mogelijkheden om cliënten in contact te brengen met voortbewegend leven. Ook benaderingen met muziek, beweging, kunst en diverse creatieve expressies, nodigen de cliënt uit om te surfen op de golven van de levensstroom.

Aandacht voor ‘living forward’ kan de therapeut inspireren tot het stellen van explorerende vragen waarmee het ervaringsveld van de cliënt ruimer wordt dan het probleemgebied. Bijvoorbeeld: Ga eens na bij jezelf waar jij energie van krijgt? Kun je een situatie voor de geest halen die jou er bovenop helpt wanneer je je terneergeslagen voelt? In welke omstandigheden ben jij op je best?

We erkennen hiermee dat de ‘ervaringslaag’ – waar we in een experiëntiële benadering altijd naartoe werken – niet alleen problemen bevat, maar vooral voortbewegend leven. In die context is het interessant dat in focusingworskhops die zich vooral richten op contact maken met de ervaringslaag, de deelnemers vaak verrast zijn hoe snel ze levensenergie opmerken. Het verbaast hen bovendien dat ze in korte tijd en in plezierige werksfeer soms meer vooruitgang ervaren in probleemsituaties dan wat ze meegemaakt hebben in het moeizame proces van langerdurende therapie. Dit brengt ons bij de volgende vraag.

Zitten er nog meer mogelijkheden in het contact maken met ‘living forward’ dan we momenteel aanwenden? In dit verband is het relevant om te beseffen dat Gendlin het focusingproces ontdekt heeft in psychotherapie als een manier van omgaan van de cliënt met zichzelf, een manier van aanwezig zijn bij zichzelf die sommige cliënten van nature eigen was. Daarna heeft hij onderzocht hoe dat proces in therapie bevorderd wordt. En als filosoof is hij tevens dieper gaan graven in de onderliggende dynamiek van dat vooruitdragende proces. Zo heeft hij gaandeweg zijn procestheorie ontwikkeld die niet meer alleen over therapie gaat, maar veel ruimer over ‘leven’.

In de therapeutische relatie speelt de relationele impact die de ene mens op de andere heeft uiteraard een cruciale rol in hoe het lichamelijk gevoelde proces al dan niet beweegt. Bij het focussen komt bovendien de innerlijke relatie op de voorgrond. Hier blijkt dat ook de wijze waarop de cliënt zich verhoudt met wat hij aantreft in zichzelf, een cruciale rol speelt in het herstelproces.

Vierde paradigmashift In dit verband wil ik een vierde belangrijke paradigmaverschuiving aanwijzen. In de afstemming op het lichamelijke weten wordt de cliënt aangemoedigd om de therapeut en andere autoriteiten te vervangen door het innerlijk gevoeld kompas. Die innerlijke leiding kan ontdekt worden met tijdelijke hulp van een therapeut of een andere begeleidingsvorm. Zo kunnen cliënten leren om zich met meer vrijheid en vaardigheid te bewegen in de complexiteit van hun belevingswereld. Essentieel is dat cliënten vooral ervaren dat ze zelf veel tools in handen hebben om zorg te dragen voor hun ontwikkeling.

Dat vermogen tot zelfontplooiing en zelfheling kan nog versterkt worden door opmerkzaam te zijn voor ‘alle’ interacties waarin ‘living forward’ voelbaar is. De casus illustreerde al het belang van verbinding met levensenergie te vinden en hoe dat soms makkelijker gebeurt in contact met leven in de natuur.

Gendlin beschreef nog andere ‘living forward’ processen waarin een andere persoon geen centrale rol heeft. In ‘Thinking at the edge’ bijvoorbeeld werkte hij uit hoe er zich een creatief proces ontvouwt door de interactie van het lichamelijk gevoelde met ‘ideeën’ of een theorie. Ideeën beginnen dan te leven in plaats van dode letters te zijn. Niet alleen komt een tekst tot leven, maar er vloeien ook nieuwe ideeën uit voort. (Zo kunnen ook Gendlins publicaties verder resulteren in nieuwe vruchten).

In zijn benadering van dromen toont Gendlin eveneens inspirerende mogelijkheden wanneer hij schrijft: “Letting the life-forward energy actually come in the body is the chief purpose of body dream interpretation.” (Gendlin, 2012).

Hij beklemtoont meermaals dat dromen op zich een vooruitdragende waarde hebben, ook zonder tussenkomst van een therapeut of andere personen. Daarbij speelt mee dat dromen verrassen met ongewone beelden en bewegingen en op die manier gekende perspectieven doorbreken en nieuwe openingen kunnen brengen in een vernauwde visie. In zijn laatste levensjaren zette Gendlin het ‘living forward’ principe veel explicieter op de voorgrond in zijn workshops.

Verruiming naar het grotere geheel In verband met ‘the bigger system’ schreef Gendlin eerder:

Your physically felt body is in fact part of a gigantic system of here and other places, now and other times, you and other people – in fact, the whole universe. This sense of being bodily alive in a vast system is the body as it is felt from inside. (Gendlin, 1981).

Dit verwijst naar de doorleefde ervaring dat er in interactie met dat grotere geheel een nieuw potentieel van ‘living forward’ vrijkomt. Bewustwording van de – altijd al aanwezige – interactie met het grotere geheel brengt een intense levensenergie met zich mee. Therapeuten zijn doorgaans terughoudend om dat grotere geheel te benoemen of het in hun werkwijze te betrekken.

Vijfde paradigmashift Het veronderstelt een vijfde paradigmashift in onze benadering van therapie en welzijn om die verruiming naar het grotere geheel – the bigger system – te integreren. Voor ‘psycho’- therapeuten is bewust verbinding maken met het universum soms ‘een brug te ver’.

Voor Gendlin lag de verschuiving naar dat veld van weten dat ruimer is dan het ‘bewuste ik’ in het verlengde van onze benadering. Zoals hij schreef over ‘The Human Being in the Universe’:

Religious, spiritual, or cosmic sensitivity is the next logical extension of the movement branching out from the individual to groups, the family, and society. There is a dimension even greater than society – the universe or cosmos. In the current trends this is not a matter of belief. Rather, it is the bodily experience of sensing oneself in a vast cosmic context. It is an experience of breathing more deeply, of having a sense of vastness. (Gendlin, 1975)

Over focusing zei Gendlin: “It stretches the mind”. Bij aandacht voor ‘living forward’ kun je zeggen: ‘It stretches awareness’. ‘Awareness’ gaat dieper dan ‘mindfulness’ omdat het zich niet beperkt tot wat de ‘mind’ opmerkt. Het erkent wat ‘lichaamsantennes’ kunnen registreren in verbinding met alles. Vanuit de interactie met de levensstroom in het universum komt er een groter potentieel van heling en schepping ter beschikking dan wat de mens vanuit het beperkte ‘ik’ bereikt. De essentie zit in het contact maken met de interactie die er is in dat grotere veld. Juist door daarbij aanwezig te blijven en je er op een specifieke manier mee te verhouden kan er iets nieuws komen.

Het is mijn ervaring dat verbinding maken met life-forward energie in het universele veld kan resulteren in nieuwe ontwikkelingen en onverwachte wendingen. Het aangaan van die verbinding veronderstelt het bewust cultiveren van positieve energie zoals hoop en vertrouwen en je liefdevol verhouden met wat er is in jezelf, bij anderen, en in de globale situatie. Het is een keuze om je te openen voor een ervaringswereld die zich anders manifesteert dan wat je kent vanuit je vertrouwde zintuiglijke waarnemingen. Het is ook een circulair proces dat geleidelijk resulteert in een toenemend besef van eenheidsbewustzijn. Daarbij ben je niet meer in de dualiteit en denk je niet meer in gescheiden entiteiten; je doorleeft hoe je als deel van de grotere levensstroom met alles verbonden bent. Vertrouwen dat het samengaan van gebeurtenissen naar zinvolle ontwikkelingen kan leiden, impliceert het bewust gewaarworden van ‘the bigger system’. Synchronistische gebeurtenissen worden zo bezielende momenten die grote dankbaarheid oproepen en het besef versterken deel te zijn van een groter geheel.

Mensen hebben de behoefte om namen te geven aan ervaringen. Zo spreken we bij het focussen ook soms over ‘een innerlijke criticus’, ‘het innerlijke kind’… waarmee we geen entiteiten aanduiden, maar wel processen die zich aandienen tijdens onze – al dan niet geblokkeerde – ontwikkeling. Sommige processen die uitdrukking zijn van life-forward energie, zijn ongewoner en gaan ons begripsvermogen te boven. Het zoeken naar woorden om ervaringen van het onbekende uit te drukken zal altijd stuntelig en onvolkomen blijven. Op het vlak van het onvoorstelbare, het mysterie, waar alles met alles verbonden is en je die verbondenheid ook ervaart, stoot je op de paradox dat woorden je weer terugbrengen in een dualisme. Rekening houdend met die gevoeligheid vinden sommigen de term ‘Grenzeloos Bewustzijn’ passend. In existentiële kringen is het gebruikelijk te verwijzen naar ‘The Unknown’. Anderen spreken over de ‘Spirit’ om te verwijzen naar die moeilijk meetbare energie die alles doordringt. Einstein beschouwde ‘God’ als een naam voor het onbekende in de natuur. Sommige religies verwijzen naar het ‘Onnoembare’. Persoonlijk ervaar ik ‘pure’ energie, komende uit een bron die mijn vernauwde zelf overstijgt; een levensstroom die zich kan uitdrukken in talloze vormen waarin leven zich uitdrukt. Ik noem het ook Liefde.

Wat we niet verstaan noemen mensen soms ‘wonderen’ maar ze kunnen het eveneens diskwalificeren als ‘niet geloofwaardig’. Eens je dit echter zelf ervaren hebt, doen namen en argumenten er niet meer toe. De doorleefde ervaring versterkt het vertrouwen dat aansluiting op de levensenergie waarvan het universum doordrongen is, ons verder brengt dan wat we vanuit ons beperkte ik kunnen overzien en bewerken (Leijssen, 2007, 2013).

Besluit Openheid en authentieke verbinding met ‘living forward’ drukt zich uit in ‘pure’ kwaliteiten die leiden tot groeibevorderende en helende interacties. Therapeuten doen beroep op pure kwaliteiten wanneer ze de cliënt uitnodigen om bij zichzelf ‘niet oordelend aanwezig’ te zijn, op te merken vanuit het ‘observerend zelf’, de positie van ‘getuige’ in te nemen, zich te verhouden vanuit ‘self-in-presence’, met andere woorden focusingattitudes die helpend zijn om een vernauwd bewustzijn en inperkende zienswijzen te openen voor nieuwe verhoudingswijzen. Gendlin verpersoonlijkte vele pure kwaliteiten zoals verwondering, creativiteit, humor, dankbaarheid, eerlijkheid, mededogen en wijsheid.

Bewustwording van hoe lichamelijke, interpersoonlijke, psychische en spirituele processen in het menselijk bestaan interageren, draagt ertoe bij dat de mens zich de lijfelijk gevoelde life-forward energie meer kan toe-eigenen, bijsturen, sterker aanwenden, er inspiratie en heling uit ontvangen.3 Het experiëntiële lichaam doorleeft dit multidimensionale karakter van menselijk bestaan. De integratie van verschillende perspectieven biedt de aanzet om het volle menselijke potentieel te realiseren. Gendlin heeft ons in ieder geval voorgeleefd hoe we vanuit onbevooroordeelde openheid gaan-de-weg meer op het spoor komen van het immense potentieel van ‘living forward’ voor therapie en voor leven in het algemeen.

Artikel Depestele, F. (2015) Thinking At the Edge.

TAE is de afkorting van ‘Thinking At the Edge’: denken aan de rand, denken aan de rand van wat je duide­lijk weet. TAE is focussen toepassen, niet op een persoonlijk emotioneel probleem maar op jouw persoonlijk weten omtrent iets. Je hebt een vaag weten over bijvoorbeeld een aspect omtrent moeder zijn of omtrent leraar zijn of omtrent welk gebied ook dat jouw bijzondere interesse heeft. Of je bent een student die een wetenschappelijk onderwerp wilt uitdiepen voor zijn of haar thesis. Het is een weten dat jij wellicht alleen hebt en dat nieuw is, dat vaag en onduidelijk is; je voelt het maar je vindt er moeilijk woorden voor.

TAE biedt stappen aan om met focussen jouw gevoelde zin van dat pril weten stapje voor stapje ‘uit een te leggen’. Uit dat impliciet weten komen daarbij geleidelijk aan meer en meer dingen naar boven. Je komt meer en meer te weten uit wat eerst een vaag aanvoelen was. Je zult verrast zijn over hoe rijk zo’n impliciet weten kan zijn.

Op het einde van de eerste negen stappen heb je een heel aantal aspecten gevonden. In het tweede deel van de procedure maak je, ook aan de hand van zorgvuldig uitgetekende stappen, met datgene wat naar boven gekomen is een theorie. Deze vertrekt van de belangrijkste aspecten uit je gevoelde zin. Deze worden termen, die zorgvuldig gedefinieerd worden, en aan elkaar gekoppeld worden. Zo kom je tot een logisch samenhangende uiteenzetting van het stukje weten dat je eerst experiëntieel hebt uitgediept.

Dus in het eerste deel is er de experiëntiële uitwerking en in het tweede deel wordt de logica ingebracht en kan dit zijn werk doen. Dan krijg je een theorie gevoed vanuit deze tweevoudige rijkdom, het experiëntiële dat je ontgint met focussen en dat nieuwe ideeën aanbrengt, en het logische waarin dit uitgewerkt experiëntieel weten ondergebracht wordt.

Focusing bij kinderen

Het belangrijkste boek dat hierover bestaat is van Verliefde, E., & Stapert, M. (2003). De kunst van het luisteren. Communiceren met kinderen op school en thuis. Leuven: Acco. Het boek is helaas in de handel niet meer te verkrijgen. Je kan het nog bestellen bij de Stichting KinderFocussen; https://kinderfocussen.nl/product/de-kunst-van-het-luisteren/

Swyngedouw, T. (2015) Helping children (and adults) to find their inner home. The Folio, a journal for focusing and experiential therapy, XXVI, 1, 137-144. Publicatie 

Literatuur rond Focusing en kinderen

Bowers, L. (2001).  Tochtjes met de lift helpen kinderen om te leren focussen, deel 1. (Swyngedouw, T., 2010, Vert.).

Bowers, L. (2002).  Tochtjes met de lift helpen kinderen om te leren focussen, deel 2. (Swyngedouw, T., 2010, Vert.).

Tsuchie, S. (2003). Ons innerlijk weer.(Swyngedouw, T., 2011, Vert.). Staying in Focus, The Focusing Institute Newsletter, Applications of Focusing, III (1).

Vlerick, E. (2009). Focusingtraining voor adolescenten (15-18 jaar) met weinig zelfvertrouwen en een negatief zelfbeeld. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 47(3), 255.

Artikel Focusing—experiëntiële psychotherapie : situering en omschrijving. Frans Depestele (2012)

Situering in het veld van therapieën.

Er zijn vier grote groepen therapieën te onderscheiden. Psychoanalytische therapie werkt op het onbewuste, gedrags- en cognitieve therapie op gedrag en cognities, systeemtherapie op interacties, en cliëntgericht-experiëntiële therapie op de beleving. In de laatste groep werkt de klassieke cliëntgerichte therapie op de beleving via de grondhoudingen van de therapeut, de emotie-gerichte therapie via de emoties, en de focusing-experiëntiële therapie via het werken met focussen en focusvaardigheden.

Omschrijving van de focusing-experiëntiële therapie

  • Therapie – welke therapie ook – is slechts effectief als het experiëntiële niveau mee betrokken wordt, dit wil zeggen focusing.
  • Focusing is reflecterend naar de eigen beleving gaan,
  • op geleide van het betekenis voelend lichaam.
  • In een focusing-experiëntiële therapie probeert de cliënt, met de hulp van de therapeut, op vele momenten te komen bij een woordeloos aanvoelen van iets of van een situatie en daar even bij te blijven.
  • Verandering komt uit zo’n vaak kleine momenten van woordeloos aanvoelen. Als de cliënt contact houdt met zo’n gevoel en zelfs als hij alleen dat doet zonder meer, dan opent dit woordeloos aanvoelen zich soms vanzelf en wordt het vanuit zichzelf duidelijker. Het woordeloze of onduidelijke lichamelijk gevoel kan zich ook openen als de cliënt, met de hulp van de therapeut, er op experiëntiële wijze een vragende dialoog mee aangaat, tot er een verwoording of een andere symbolisatie komt die leidt tot een lichamelijke opluchting en een nieuw inzicht. Deze momenten van verandering zijn soms zeer subtiel.
  • De therapeut houdt voor ogen dat verandering gebeurt in de interactie van de beleving met symbolen. Een beleving wordt vooruit gedragen door een symbolisatie, ook bijvoorbeeld een tekening. Deze en andere soorten symbolisaties kunnen een natuurlijke plaats hebben in de therapie.
  • Het veranderingsproces wordt mogelijk als de cliënt, waar dit nodig is met de hulp van de therapeut, de vele subtiele deelvaardigheden van het focussen die hij van nature bezit of die hij in de loop van de therapie leert kennen, gaat gebruiken. Hij leert ze gebruiken om op een vruchtbare manier met zijn beleving te werken, en vooral om momenten van vastzitten door te werken.
  • Problemen worden opgevat in termen van vastzitten in de beleving, niet in termen van bijvoorbeeld problematische gedragingen of cognities. De cliënt werkt aan zijn eigen problemen onder de vorm van belevingsknopen.
  • Dit experiëntiële therapiewerk is ingebed in de relatie van de cliënt met de therapeut die als een compagnon de cliënt begeleidt in diens ontvouwingsproces. De therapeut heeft de vaardigheden om met de mogelijke belevingsknopen van de cliënt om te gaan, en hij kan hierbij grotere en kleinere deelaspecten van het focussen aanbieden. Het aanwenden van zijn kennis van mogelijke focussuggesties wordt geleid door zijn afgestemd zijn op wat het actuele belevingsmoment van de cliënt experiëntieel nodig heeft.

Depestele, F. (1989). Experiëntiële psychotherapie: een stap in de praktijk. Tijdschrift voor Klinische Psychologie, 19 (1), 1-15 (Deel I) & 19 (2), 60-81 (Deel II). Herdrukt in VRT-Periodiek, 1989, 27 (4), 22-33 & 1990, 28 (1), 15-32.

Depestele, F. (2000). De therapeutische ruimte(n) vanuit experiëntieel perspectief. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 38 (4), 237-262.

Depestele, F. (2003). Taal in de praktijk van experiëntiële psychotherapie. Tijdschrift voor Psychotherapie, 29 (5), 385-409.

Depestele, F. (2005). Integratie in de beleving. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 43 (4), 245-270.

Focusing in het dagelijks leven

Weiser Cornell, A. (2009). Tien manieren om focussen te gebruiken in het dagelijkse leven. (Swyngedouw, T., Vert.). www.focusingresources.com (06/02/09)

Toen ik pas had leren focussen, deed ik het alleen op speciale momenten tijdens de week. Wanneer ik ging zitten met mijn focuspartner en het was mijn beurt om de focusser te zijn, bracht ik mijn aandacht naar binnen en voelde ik wat er daar mijn aandacht nodig had op dat moment.

Vaak was het zo dat wat mijn aandacht wou, een gevoel was over iets wat eerder met mij gebeurd was. Ik vond bijvoorbeeld een beklemd gevoel in mijn borst dat te maken had met een discussie met een kamergenoot drie dagen ervoor. Het was pas tijdens mijn focussessie dat ik me realiseerde hoe gekwetst iets in mij zich voelde door die discussie. Dat gekwetste deel van mij had nog steeds aandacht nodig en dat was oké, ik kon dat doen tijdens het focussen.

Maar zou het niet fantastisch zijn, dacht ik, om reeds vroeger mijn reactie te kennen. Misschien onmiddellijk na, of zelfs, de hemel sta ons bij, tijdens!

Ik kan je niet vertellen wanneer ik me realiseerde dat ik focussen de hele tijd begon te gebruiken en niet alleen maar op die speciale focusmomenten. Maar het gebeurde, en nu voel ik dat ik echt “een focusleven leid”. Oh ja, natuurlijk zijn er momenten dat ik het contact verlies met dat innerlijke weten dat focussen met zich meebrengt. Maar het gebeurt minder vaak en er is meer tijd tussen.

Hier zijn tien manieren waarop mensen focussen kunnen gebruiken in het dagelijkse leven. Sommige zijn mijn eigen ervaringen, andere zijn verhalen die vrienden en collega’s mij verteld hebben. Ik weet zeker dat er meer dan tien manieren zijn, en met deze start zal je er wellicht nog veel meer vinden. Laat het me weten…

  1. Au, dat doet pijn!

Voor ik leerde focussen kon ik weken en zelfs maanden rondlopen met kwetsuren die ik niet erkende. Een vriendin nodigde me niet uit op haar feestje, een leerkracht prees het werk van een andere student, mijn vader leverde commentaar dat ik bijgekomen was. Ik was opgegroeid in een modus van “de plooien gladstrijken” – merk het niet op, vertel het niet, veroorzaak geen deining. Het resultaat: toen ik vooraan in de 20 was, was ik me niet bewust van mijn eigen gevoelens tenzij ze plezant of prettig waren.

Toen ik begon te focussen, begon ik kwetsuren uit het verleden te ontdekken, plaatsen in mij vol blauwe plekken van slagen die ik ongemerkt gekregen had.

Maar de dag dat focussen écht in mijn dagelijkse leven kwam, merkte ik zo’n klap reeds op terwijl ik hem kreeg. “Au, dat doet pijn!” Of ik het nu wel of niet luidop zegde, deed er minder toe, maar vooral het feit dat ik wist en erkende hoe ik me voelde was belangrijk.

  • “er is iets niet juist “

Soms kan een gevoelde zin ons vertellen dat er iets niet juist is.

Buddy Maynes vertelde me over een keer dat hij in zijn houtbewerkingsatelier was, klaar om aan een kastje te beginnen. Het hout was helemaal klaar en hij wou de eerste keer snijden. Maar hij aarzelde. Hij had een gevoelde zin : “Er is iets niet juist”. Zijn logische gedachten zegden : “Oh, ga maar verder, je hebt het al twee keer opgemeten”. Maar de gevoelde zin hield hardnekkig vol. Natuurlijk, toen hij het nog een keer nakeek, bleken de lengtes fout en snijden zou het ganse project vernield hebben.

Dit gebeurde ook eens met mij toen ik in Nederland een kamer verliet waar ik verbleven had. Ik had een sterk gevoel dat ik het bed moest opmaken. Mijn logische gedachten zegden : “Waarom? Ze zullen de lakens toch moeten verversen.” Maar telkens ik langs het bed kwam, voelde ik de drang het op te maken. Dus deed ik dat – en vond mijn dagboek dat ik onder een kussen had laten liggen en zou vergeten zijn.

  • “Laat me even nagaan of dat voelt als iets wat ik kan doen.”

Vroeger zei ik ja op elk verzoek. Voor je planten zorgen terwijl jij op verlof bent? In nog een bestuur zetelen? Het verslag schrijven van de vergadering? Koekjes meebrengen? Jazeker, natuurlijk, doe ik graag. Voor ik focuste, wist ik niet dat er een plaats in mij was waar ik kon nagaan of de vraag wel paste voor mij. Dus was ik aardig en zei ik altijd “ja”.

Vervolgens merkte ik dat ik veel beloften niet nakwam en ik verweet mezelf dat ik mensen in de steek liet. Maar eigenlijk was het een deel in mij dat ik niet geraadpleegd had, dat gewoon deed wat het al de hele tijd wou.

Deze gewoonte veranderen was niet alleen een kwestie van focussen in mijn dagelijkse leven te brengen en te voelen wat ik echt wil. Eerst vergde het vele uren focussen (met een partner) met het deel van mij dat vond dat het niet oké is om neen te zeggen tegen mensen. Het werken met Niet-Gewelddadige Communicatie van Marshall Rosenberg (www.cnvc.org) heeft me ook geholpen om mijn eigen noden te leren respecteren. Ik leerde begrijpen dat mijn eigen noden honoreren, ook de persoon die me een gunst vraagt honoreert. Vanaf dan werd het gemakkelijk om te focussen wanneer me iets gevraagd werd.

  • “ik heb even tijd nodig.

Voor ik focuste, dacht ik dat ik in een emotionele interactie, zoals een discussie met een vriend, moest blijven, ondanks alles. Ik raakte overstuur en zei dingen waarvan ik wenste dat ik ze niet gezegd had, voor een deel vanuit het gevoel gevangen te zijn in de discussie. Nadat ik had leren focussen en een tijdje geoefend had, ontdekte ik dat ik het recht had om te zeggen: “Ik heb wat tijd nodig om te laten binnenkomen wat je zegt en uit te zoeken hoe ik me erbij voel.” Omdat ik mijn eigen recht om dat te doen honoreerde, voelde ik me nog steeds verbonden met de andere persoon en dat voelde hij… vandaar dat mijn verzoek hem niet beangstigde.

Soms was de tijd die ik nodig had letterlijk een minuut, om even mijn ogen te sluiten en te voelen terwijl ik in de kamer was. En soms maakte ik een wandeling, of ging ik naar mijn eigen kamer, voor een langere tijd. Eens terug aan het discussiëren, bleek dat de tijd die we genomen hadden om in contact te komen met onszelf, de discussie altijd ten goede kwam.

  • “Ik ben van gedacht veranderd.”

Ik vertelde mijn pleegdochter dat ze weer bij mij kon komen wonen. Toen veranderden de zaken. Mijn 22-jarige neef, de zoon van mijn zus die zeven jaar geleden overleed, had een plaats nodig om te wonen. Ik dacht dat het oké zou zijn om hen beiden te laten wonen in het huis dat mijn partner en ik gebruiken als woning en kantoor, maar mijn lichamelijk gevoelde zin bleef “neen” zeggen.

Mijn pleegdochter was plannen aan het maken om te verhuizen en ik moest haar vertellen dat ik van gedacht veranderd was. Ik had verschillende focussessies nodig om naar alle delen van mij die hierin betrokken waren te luisteren – en daarna moest ik ook nog naar mijn pleegdochter luisteren! Maar het was focussen tijdens het gebeuren zelf dat me de eerste signalen gaf dat ik mijn plannen moest wijzigen.

Nu woont ze gelukkig in een nabijgelegen studentenhuis en we zien elkaar vaak. Gisteren vertelde ze me dat ze veel zelfvertrouwen heeft nu ze weet dat ze op zichzelf kan wonen.

  • ”Wat voelt juist om als volgende te doen?”

Experts in organiseren zeggen vaak dat het het beste is om je dag de avond ervoor te plannen en de belangrijkste dingen die je moet doen vast te leggen. Maar met focussen tijdens het gebeuren kan je van moment tot moment voelen wat het meest belangrijke is.

Buddy Maynes straalde toen hij me vertelde hoe hij deze beide methodes combineert. “Ik begin met het uitvoeren van de belangrijkste taak, degene die ik de dag ervoor besloot uit te voeren. En vanaf dan, voor de rest van de dag, voel ik wat juist zou zijn om vervolgens te doen. Ik laat in mijn lichaam een gevoel komen van hoe juist het voelt om dat te doen, en dan geniet ik veel meer van het te doen!”

  • “Welk geschenk zal ik kopen voor mijn vriend(in)?”

Geschenken kiezen en kopen (of maken) voor mensen is zoveel plezanter en veel aangenamer sinds ik focussen gebruik. Ik krijg een volledige gevoelde zin van de persoon en loop daarmee een paar dagen rond, en maak er af en toe contact mee. Als er een idee komt, dan leg ik het voor aan de gevoelde zin. Veeleer dan dat ik een specifiek geschenk zie, gebeurt het vaak dat ik me aangetrokken voel tot een bepaalde winkel met een gevoel dat ik daar iets zal vinden. Het is verbazingwekkend hoe vaak dit ook waar blijkt te zijn.

  • “Wat heeft dit creatief project nodig?”

Naast mijn werk uit mijn creativiteit zich momenteel in het ontwerpen en breien van truien voor mijn vele neven en nichten. Maar deze tip werkt voor elke vorm van creativiteit: schrijven, schilderen, beeldhouwen, juwelen ontwerpen, tuinen aanleggen,… Het is het volgende: het voelt zoveel beter om te voelen wat het volgende is dan te proberen er logisch over na te denken. Zoals altijd bij focussen vraagt dit om een pauze, stoppen om te voelen eerder dan je er gewoon ingooien.

“Hmmm…normaal gezien gebruiken we hier een geribd werk van averechtse steken… maar het voelt alsof die vorm niet juist is voor deze garen en deze persoon… misschien de averechtse tricotsteek… neen, dat zou de rand doen oprollen…wat te denken van de kousebandsteek… Ja, dat voelt goed, laat het ons proberen.” Eens ik mijn nieuw idee uitprobeer, pauzeer ik opnieuw om na te gaan of het ook werkelijk werkt op de manier die ik aanvoelde. Ik kan dan verdergaan of het kan nodig zijn om wat ik doe aan te passen.

Dit ritme van pauzeren, voelen, doen en dan opnieuw pauzeren en voelen is wat er ook gebeurt in een focussessie, wanneer we een woord of symbool vinden om te beschrijven wat we voelen…en dan opnieuw nagaan of dat woord juist is.

  • “Laat ons nog niet verdergaan – het voelt nog niet volledig.”

Voor ik met focussen bezig was wist ik niet hoe in een vergadering te zitten en mijn eigen gevoelde zin over de discussies en de beslissingen te volgen. Tegen de tijd dat ik toetrad tot het bestuur van de Association for Humanistic Psychology in de jaren 90, had ik geleerd hoe ik mijn eigen innerlijk proces kon vertrouwen. Dus hoorde ik mezelf zeggen, tijdens een vergadering waarin beslissingen genomen werden : “Laat ons nog niet verdergaan – iets hiervan voelt niet volledig.” Ik ontdekte dat ik nooit alleen was eenmaal ik dit gezegd had; er was altijd minstens één persoon die knikte en iets soortgelijks gevoeld had. We waren in staat om bij de gevoelde zin te blijven van wat “niet in orde” of “niet volledig” voelde rond de beslissing, en het uiteindelijke resultaat was solider, grondiger – alles samen een betere beslissing. Ik was niet de enige die dit deed… maar ik was focussen dankbaar omdat het me toonde hoe dit te doen.

  1. “Hier heb ik niet echt trek in.”

We kunnen niet de manieren opsommen waarop we focussen gebruiken in het dagelijkse leven en deze niet vermelden. Merken dat ik honger heb en waar ik zin in heb, is een mooie manier van bewustzijn. Als ik ervaar dat waar ik trek in heb niet echt voedsel is – misschien is het trek in emotioneel comfort of in iets opwindends- dan kan ik wat meer focussen en die nood of dat verlangen erkennen… en zelfs voelen wat ik eraan wil doen.

Nu we een lijst gemaakt hebben van tien manieren waarop je focussen in het dagelijkse leven kunt gebruiken, ben ik er zeker van dat je kunt voelen dat er nog veel meer zijn. Wat ze allemaal gemeenschappelijk hebben, is dat we even stilstaan tijdens het gebeuren waar we in zitten, zelfs gewoon maar even, om alles van de situatie gewaar te worden. Het is die pauze die de sleutel is. Eens je pauzeert, kan je gaan voelen. En eens je gaat voelen, heb je meer keuzes. Dat is waar ik van hou bij focussen in het dagelijkse leven: het gevoel van kracht en keuze dat ik nu heb – en het gevoel dat ik vollediger hier aanwezig ben, in mijn leven.

Artikel Depestele, F. (2015) Thinking At the Edge.

TAE is de afkorting van ‘Thinking At the Edge’: denken aan de rand, denken aan de rand van wat je duide­lijk weet. TAE is focussen toepassen, niet op een persoonlijk emotioneel probleem maar op jouw persoonlijk weten omtrent iets. Je hebt een vaag weten over bijvoorbeeld een aspect omtrent moeder zijn of omtrent leraar zijn of omtrent welk gebied ook dat jouw bijzondere interesse heeft. Of je bent een student die een wetenschappelijk onderwerp wilt uitdiepen voor zijn of haar thesis. Het is een weten dat jij wellicht alleen hebt en dat nieuw is, dat vaag en onduidelijk is; je voelt het maar je vindt er moeilijk woorden voor.

TAE biedt stappen aan om met focussen jouw gevoelde zin van dat pril weten stapje voor stapje ‘uit een te leggen’. Uit dat impliciet weten komen daarbij geleidelijk aan meer en meer dingen naar boven. Je komt meer en meer te weten uit wat eerst een vaag aanvoelen was. Je zult verrast zijn over hoe rijk zo’n impliciet weten kan zijn.

Op het einde van de eerste negen stappen heb je een heel aantal aspecten gevonden. In het tweede deel van de procedure maak je, ook aan de hand van zorgvuldig uitgetekende stappen, met datgene wat naar boven gekomen is een theorie. Deze vertrekt van de belangrijkste aspecten uit je gevoelde zin. Deze worden termen, die zorgvuldig gedefinieerd worden, en aan elkaar gekoppeld worden. Zo kom je tot een logisch samenhangende uiteenzetting van het stukje weten dat je eerst experiëntieel hebt uitgediept.

Dus in het eerste deel is er de experiëntiële uitwerking en in het tweede deel wordt de logica ingebracht en kan dit zijn werk doen. Dan krijg je een theorie gevoed vanuit deze tweevoudige rijkdom, het experiëntiële dat je ontgint met focussen en dat nieuwe ideeën aanbrengt, en het logische waarin dit uitgewerkt experiëntieel weten ondergebracht wordt.

Wholebody Focusing

Wholebody Focusing bevat alle elementen van het traditionele Focusing op een verschillende en unieke manier.

Kevin McEvenue heeft deze vorm van Focusing ontwikkelt na een rugoperatie waar zijn lichaam nauwelijks nog kon bewegen. Hij werkte veel met beweging voordien en kon zijn oude methoden niet meer gebruiken. Hij vond een manier om zichzelf mee te ondersteunen in zijn helingsproces.

Hij heeft hiermee verschillende focussers geïnspireerd. Zeker diegene die naast het focussen al bezig waren met andere vormen van lichaamswerk.

Wholebody Focusing is a natural process that invites the power of consciousness to awaken the inner wisdom of the living body, a knowing that is at the heart of every one of us. Beneath our conditioned and stressful patterns that are all too familiar to us, lies an inner wellspring of intelligence and vitality that knows how to unwind our stress and traumas and move forward our life situation. Wholebody Focusing offers us the resources we need to reconnect with this Body Wisdom, in order to reboot our particular life stoppages and to open us up to the fullness of ourselves.

“When a part of me is able to feel loved, it awakens to its own healing!”

Foundation of the Wholebody Focusing Manual, Karen Whalen & Kevin McEvenue

De klemtoon ligt op het “gegrond aanwezig-zijn”. Het lichaam wordt expliciet uitgenodigd om innerlijke bewegingen die er reeds zijn, waar te nemen. Vanuit het ruimere geheel maak je contact met de vijf lichaamsruimtes (omgeving / fysieke lichaam / energetische lichaam / interrelationeel / interactie met het grotere geheel). Je wordt bewust van de energetische connectie die tot stand komt met je focusingpartner. Beide partners resoneren vanuit “gegrond aanwezig-zijn” met de impact van elkaars ervaringen. Het WBF proces wordt geleid door het waarnemen van de relationele verbinding. Het lichaam wordt als het ware “gevolgd” en het vertrouwen van de lichaamswijsheid wordt gestimuleerd.

Het is het natuurlijk proces van contact maken met de innerlijke wijsheid van het levende lichaam. Een weten waarover elk van ons beschikt. Vaak verliezen we deze verbinding met onze eigen innerlijke bron wanneer we verstrikt raken in oude stressvolle patronen (angst, negatief denken, twijfel, …). Wholebody Focusing reikt een manier aan om opnieuw verbinding te maken met dit lijfelijk weten, onze lichaamswijsheid.

Aan het lijfelijke aspect wordt explicieter aandacht geschonken. Zowel in het deel ruimte maken door lijfelijk te gronden en toe te komen als tijdens het proces door bewegingen heel expliciet uit te nodigen en heen en weer te gaan met een “mij hier” dat gegrond aanwezig is.

Een strikte opdeling doet onrecht aan beide (Focusing en Wholebody Focusing). Of je meer baat hebt bij een lijfelijk gedreven bewustzijn en ervaren of meer symbolisch gedreven bewustzijn en ervaren varieert van persoon tot persoon en van situatie tot situatie. (Karen Whalen en Katrijn Van Loock). Het voelt soms als een lift waar je in kan zakken of stijgen en naargelang je invalshoek open je de deur op een ander verdiep maar ze impliceren telkens alle verdiepen.

“Ik herinner mij mijn eerste Wholebody focusingsessie met Kevin McEvenue. Het was een ongelofelijke ervaring. Zo duidelijk te kunnen voelen: mijn lichaam leeft van top tot teen. Het heeft wijsheid, weten en richting van zichzelf. Een innerlijke vitaliteit werd voor mij duidelijk waarneembaar. Ik weet nog hoe ik dacht: “ dit wil ik meer in mijn leven”. Ik werd één van de drie Europese deelnemers aan de eerste advanced Wholebody Focusing certification program in New York. (Van Loock,K.)

Toepassingsgebieden van Focusing

Focusing is een vaardigheid die je kan leren en je eigen maken voor je persoonlijke ontwikkeling. Er zijn echter verschillende vormen van Focusing ontstaan. Dit deel van onze website is een steeds verder groeiend deel. Er zullen steeds meer nieuwe toepassingsgebieden toegevoegd worden.

Focussen: een belangrijke reisgids op het pad naar existentieel welzijn

Gewijzigde versie van hoofdstuk uit: Leijssen, M. (2013).Leven vanuit liefde. Een pad naar existentieel welzijn.Tielt: Lannoo. 26-46.

In 1980 volgde ik een workshop focussen bij Eugene Gendlin. Hij was op dat moment de grote vernieuwer binnen de cliëntgerichte psychotherapie waarvan Carl Rogers het boegbeeld was. Ik had al veel gelezen van de existentieel filosofische werken van Gendlin en ik kende zijn theorie over hoe mensen in psychotherapie echt veranderen. Zijn beschrijving van de benadering die hij ‘focussen’ noemde, was mij vertrouwd, maar raakte mij niet echt. Ook de onderzoeksgegevens die getuigden van de werkzaamheid van focussen haalden mij niet helemaal over de streep. Totdat ik zelf cliënt mocht zijn in een demonstratiesessie bij Gendlin. Die ervaring was een keerpunt in mijn leven.  Ik kreeg voeling met een ‘weten’ in mijn lichaam dat zoveel rijker was dan alles wat ik tot dan toe cognitief op een rij had.

Sinds de geboorte van mijn dochter in 1977 –drie jaar eerder dan het moment van die sessie – leed ik onder een bedrukte stemming en aanhoudende vermoeidheid. Als psycholoog had ik daar wel een aantal verklaringen voor en de huisarts wist dat te staven met fysieke parameters. In die sessie met Gendlin werd er een ander niveau in mij aangesproken met zijn vraag: “En wat word je daarrond gewaar in het centrum van je lichaam?” Tot mijn grote verrassing voelde ik lijfelijk iets samenkrimpen in mijn buik. Gendlin bleef duidelijk aanwezig door vriendelijk terug te zeggen dat er iets was wat zich als een samenkrimpende ervaring aandiende. Met die paar woorden hielp hij mij om dat eerste vage gevoel in mijn aandacht te houden en er samen bij te blijven. Daarna kwamen er beelden in mij op die ik op dat moment niet bedacht, ze waren er plots. Zoals het beeld van mijn pasgeboren baby die direct na de bevalling weggedragen werd en uit mijn zicht verdween nog voordat ik haar gehoord of aangeraakt had. En het beeld van mezelf als een woedende leeuwin die de dag nadien in de verte achter glas een kindje zag liggen met draden aan een machine verbonden, ver buiten mijn bereik. ‘Her-innerde’ beelden die mijn verstand helemaal uitgewist had omdat ze gepaard gingen met heftige emoties: de overweldigende pijn van het afstaan van mijn kind en de onbeheersbare kwaadheid bij het machteloos moeten toezien. Maar mijn lichaam had de onverwerkte ervaringen opgeborgen en verwees ernaar in de vorm van vermoeidheid en depressieve gevoelens. Tot dan toe was niets of niemand er in geslaagd contact te maken met die diepere lagen in mijn beleving. Wat Gendlin deed was letterlijk de samenhang van ‘beleving’ met ‘belijving’ aanspreken. In zijn zorgzame aanwezigheid voelde mijn lichaam zich kennelijk zo veilig dat ik zijn vriendelijke uitnodiging kon ontvangen en ook echt mee naar binnen nemen. Zo konden de ‘ingevroren’ ervaringen ontdooien en kwam hun levensenergie opnieuw ter beschikking. Het was alsof er een ‘krachtcentrale’ openging en alle gevoelens weer voluit mochten stromen.

De beklijvende ervaring van die ene sessie die zo anders was dan alles wat ik tot dan toe in de wereld van de psychotherapie meegemaakt had, is niet alleen de aanzet geweest van een diepgaand herstel in mijn persoonlijke ontwikkeling. Ik heb er werk van gemaakt om in mijn professionele carrière steeds verder te zoeken wat er zo essentieel is aan deze benadering en hoe we dit kunnen overbrengen zodat anderen mogen meegenieten van deze weldadige techniek. Het is ondertussen voor mij al lang geen ‘techniek’ meer, maar een natuurlijke levenswijze die onvermoede perspectieven blijft openen.

Het voorbeeld waarmee ik begonnen ben, toont een opvallende transformatie als vrucht van een benadering waarbij ik uitgenodigd werd om mijn aandacht naar binnen in mijn lichaam te brengen. Zo kreeg ik voeling met een onderliggende betekenis van een aanslepende problematische stemming. Dat was de eerste keer dat ik echt ondervond – en nadien besefte – dat er twee verschillende benaderingswijzen mogelijk zijn bij een probleem of een situatie. Een eerste vorm is gekenmerkt door conceptueel, analytisch, evaluatief, ‘denken over’. De tweede vorm is gekenmerkt door niet-evaluatief, intuïtief, direct ‘gewaar-zijn’ in het moment. De essentie van focussen is: je aandacht brengen naar het niveau van je – aanvankelijk misschien nog vage – lichamelijk gevoelde betekenis en hierbij aanwezig zijn op een ontvankelijke en niet-beoordelende wijze.

Is focussen hetzelfde als mindfulness? Ja en nee.

Gelijkend is dat beide benaderingen de aandacht in je lichaam brengen, opmerkzaamheid bevorderen en erkenning geven zonder oordelen. Daarbij ontwikkel je de vaardigheid om van moment tot moment iets te observeren in plaats van je ermee te identificeren. Zo groeit er een nieuwe wijze van beleven en versterkt je zelfvertrouwen. Je oefent aanvaarding en zelfmededogen en je activeert een gezonde innerlijke kracht waardoor je een andere verhouding met je problemen krijgt. Piekeraars, gestresseerde mensen, mensen met pijn van fysieke of psychische aard… – iedereen heeft wel iets van die symptomen – kunnen leren om te rusten in het ritme van een bewuste ademhaling en vertrouwen op de dragende grond van het lichaam. Zo hebben zowel mindfulness als focussen een stress reducerend en helend effect. 

Verschillend is dat mindfulness aanzet tot ‘loslaten’, terwijl focussen uitnodigt tot ‘verdiepen’. Dit is te begrijpen vanuit hun verschillende oorsprong. Mindfulness stamt uit het Boeddhisme en de traditie van meditatieve technieken. Focussen is ontstaan in de psychotherapiewereld vanuit onderzoek naar wat er gebeurt in succesvolle sessies. Een ander accentverschil lijkt te zijn dat mindfulness meer beroep doet op cognitieve capaciteiten, terwijl focussen ‘hartelijker’ verloopt. Zoals iemand na haar kennismaking met focussen haar ontwikkeling uitdrukte: ‘Van mindfulness naar heartfulness’.  Het is niet verwonderlijk dat er ook sprake is van ‘mindful focussen’ waarin het beste van beide benaderingen gecombineerd wordt.

Het focussen begint– zoals de naamgeving ook weergeeft – met het inzoomen op iets dat je aandacht vraagt en dat je wil verkennen. Meestal zal je daarbij eerst opmerken wat je daar al over ‘weet’, allerlei gedachten over de situatie waarin het zich voordoet, herhalingen van wie wat gezegd heeft…enz. Vaak zijn dat de dingen die je gemakkelijk kunt vertellen omdat die direct beschikbaar zijn in je gedachten. Veel mensen praten overvloedig vanuit dit bekende en vertrouwde weten. Het focussen gaat naar een ander niveau van weten dat je niet zo direct ter beschikking hebt. Daarom moet je vaak eerst even stoppen met praten, een pauze inlassen, en het stil laten worden rond je en in je. In die stilte wordt het mogelijk je aandacht te verschuiven naar datgene wat je ‘nog niet weet’ maar dat zich kan vormen wanneer je daarvoor een open ruimte laat. Dan kun je de verkenning verder aangaan door je aandacht te houden bij iets dat zich aanvankelijk als een vage gewaarwording kan aandienen. Het helpt om je daarbij de vraag te stellen: “wat doet deze situatie met mij?” in plaats van je af te vragen: “wat denk ik over deze situatie?”. In die innerlijke belangstelling kan er zich een betekenis ontvouwen die groeit en versterkt in de interactie van het lichamelijk gevoelde met symboliseringen zoals woorden, beelden, bewegingen. Wanneer de betekenis echt ‘geraakt’ wordt door de juiste symbolisering, reageert je lichaam ook letterlijk met iets van een voelbare ‘verschuiving’ zoals een zucht van opluchting, meer ontspanning, lachen of wenen,  iets nieuws dat zich aandient. Zo ‘weet’ je vanuit dat lichamelijk signaal(tje) dat de symboliseringen de betekenis echt helemaal ‘vatten’ en dat het niet alleen een cognitief inzicht is.  

Een voorbeeld om dit proces concreter te maken. Sofie heeft in voorbije periode ingrijpende verliezen moeten incasseren als gevolg van haar scheiding en een reorganisatie op haar werk. Wanneer ze met haar aandacht in haar lichaam aan zichzelf de vraag stelt: “wat brengt dit alles bij mij teweeg?” benoemt ze die beleving met: “Een dikke brede band in mijn maagstreek.” Ze herkent dat als een gespannen gevoel dat ze vaker heeft. Het is soms een misselijk makend gevoel en ook angst die haar “naar de keel grijpt.” Wanneer ze vervolgens binnenin de vraag stelt: “wat heeft dit nodig?”, reageert haar lichaam met een diepere ademhaling en er wellen tranen uit haar ogen. Zo is het duidelijk dat deze vriendelijke uitnodiging al direct iets ‘in beweging’ heeft gezet in haar lichaam. Ze verwoordt dat met: “Ik voel mijn nood aan ruggensteun hebben, vastgehouden worden. Niet zozeer bij de hand genomen worden, maar wel rugdekking om op terug te vallen. Iemand die blijft steunen, ook als ik domme dingen doe.” Ze blijft dat even doorvoelen met diezelfde woorden – “ruggensteun voelen” – voor zichzelf te herhalen. Daarop legt ze haar armen rond haar middel. Vanuit deze lichaamshouding ontwikkelt het verder naar: “Mezelf vasthouden, mezelf niet in de steek laten, achter mezelf staan in plaats van direct mezelf in twijfel trekken.”  De lichaamshouding van stevig met haar armen rond haar midden blijkt een belangrijke hulp om haar beleving te verankeren. Ze verbaast zich erover hoe duidelijk ze kan voelen dat haar angst nu plaats maakt voor wat ze noemt: “een stevige zelfverzekerde aanwezigheid”.

De sleutel waarmee de wijsheid van je organisme zich verduidelijkt is een liefdevolle interactie met wat zich aandient. Zodra er veroordelingen, kritische bedenkingen, rationalisaties, onderuithalende opmerkingen op afgevuurd worden – door jezelf of door iemand in je omgeving – sluit dat innerlijke weten zich opnieuw af. Hier zit het moeilijkste punt van het focussen. De meeste mensen hebben geleerd om snel een oordeel of een mening bij iets te krijgen of zelf te geven, of om meer vertrouwen te stellen in een logische argumentatie. De ontvankelijke houding die bij het focussen essentieel is, kennen we vaak niet meer. Of we begrijpen die niet-beoordelende attitude verkeerd alsof het zou gaan om ‘goedkeuren’ of ‘graag hebben’. Het gaat om het vertrouwen dat een echte aanvaarding van iets zoals het is, eigenlijk al een transformatie is. In de oprechte interesse in hoe iets zich toont, komt het tot ‘verder leven’, alsof het wacht op de levensnoodzakelijke voeding die liefdevolle aandacht toevoegt. Daarin schuilt vaak een onvermoed potentieel dat we amper aanspreken of dat we zwaar onderschatten. We beperken ons vaak tot het veilige terrein van wat al gekend is en we durven ons niet verbinden met iets dat op het eerste zicht afschrikt of helemaal anders is dan wat we begrijpen.

Een deelneemster uit onze opleiding existentieel welzijn worstelt met hevige fysieke pijnen. Tijdens een focusingsessie staat ze hierbij stil. De pijnen zijn verklaarbaar: ze heeft een intense ziekteperiode achter de rug, met enkele ingrepen die haar lichaam danig getekend hebben. Dit ‘inzicht’ levert niet veel op, dat weet ze al, en enige verandering komt er niet door op gang. Bij de uitnodiging om focussend te luisteren naar haar gewaarwordingen gebeurt er iets anders. Ze slaagt erin zich ‘liefdevol te verbinden’ met wat zich aandient, in dit geval heel lastige pijn. Geleidelijk aan ontdekt ze bij zichzelf een verwondering rond hoe alles in haar verzacht, hoe ook andere gewaarwordingen komen opzetten (ontspanning, een warme gloed, een fijne verbinding tussen hoofd en hart). De pijn blijft pijn, maar wordt door haar als minder scherp ervaren. Bovendien is pijn nu één beleving naast vele andere in haar lichaam dat een stuk warmer en meer geborgen aanvoelt. Ze besluit in dankbaarheid: “Ik kon voelen hoe het ankerpunt van mijn ademhaling beetje bij beetje mijn hart meer openzette”.

De ervaring leert dat contact maken in je lichaam en in stilte wachten bij iets dat onbekend of nieuw is, voor veel mensen geen evidentie is. De kans is groot dat je bezig blijft met ‘denken over wat je zou moeten voelen’. Je riskeert dan bijvoorbeeld te denken: “ik voel niets” of “hoe onbenullig is dat nu”. In die context kan het helpen om te werken met een ‘contrastgevoel’. Daarbij leg je voor aan jezelf: “ik voel mij hierover helemaal goed” of “er is daarin niets dat mij raakt”. Bij zo’n voorstel geeft je lichaam meestal wel een ‘tegenreactie’. Dat protestgevoel kan dan het aanknopingspunt worden om stil te staan bij wat er ‘meer’ is. Dat wat er ‘meer’ is dat je ‘nog niet weet’ kun je beginnen aftasten met woorden die er iets over zeggen, vaak nog aarzelend, onzeker of het wel ergens op slaat. Maar door die woorden voor jezelf te herhalen – zoals je jezelf een spiegel voorhoudt – ga je het beter ‘zien’ en kun je bijsturen. Zo kun je met het toetsen van sommige uitdrukkingen reeds enige opluchting ervaren omdat bepaalde woorden je raken. Dat is een feedback van je lichaam of je al dan niet op het juiste spoor zit. Vervolgens kan de betekenis zich verder openen en komen er meestal nog andere uitdrukkingen. Maar het kan ook zijn dat je gevoel ‘het tegenspreekt of zich terugtrekt’ omdat er niet de juiste woorden of uitdrukkingen aan gegeven worden. Ook dat maakt zich kenbaar in (kleine) lichamelijke signalen die een toenemende spanning weergeven, bijvoorbeeld fronsen van je voorhoofd.  Een uitnodiging in de zin van: “geef het maar wat meer tijd om zich te verduidelijken”  kan al volstaan om terug op het goede spoor te raken.

Het keerpunt ligt vaak in dat moment van halthouden, waarbij je onderbreekt wat je aan het doen of aan het denken bent, om ruimte en aandacht te geven aan iets anders, iets diepers, iets authentieker, iets universeler. Zoals het Chinees spreekwoord zegt: “Sta eens even stil, zodat je ziel je in kan halen”. Eigenlijk is het ook dat wat mensen al eeuwen doen wanneer ze zich zoeken te verbinden met hun bron. Het moment van stilstaan – zoals dat ook kan gebeuren bij meditatie of gebed – maakt een opening voor spirituele belevingen die niet zweverig zijn, maar wel verankerd zijn in de lichamelijke ervaring van geraakt te worden door ‘meer’ dan je zelf kunt uitleggen.

Veel mensen ervaren een te grote kloof tussen het focussen en hoe ze gewend zijn met hun beleving om te gaan. Daarom heeft Gendlin na verloop van tijd het proces onderverdeeld in meerdere stappen. De specifieke stappen zijn bedoeld als hulp om een betere weg te vinden bij bepaalde moeilijkheden. Dat betekent ook dat het gebruik van één specifieke stap uit het hele proces, op zich reeds een waardevolle ervaring kan zijn. Hieronder volgt een korte belichting van enkele stappen.

Zo is het soms aan te raden om het focussen te laten voorafgaan door een bodyscan. Dit is vooral helpend wanneer je onvoldoende contact hebt met je innerlijke beleving doordat je aandacht bezet is met andere dingen of helemaal benomen wordt door één overweldigende ervaring. In een hectisch leven kan het ook noodzakelijk zijn om heel bewust de omschakeling te maken van drukte naar stilte. Door systematisch even aan elk deel van je lichaam aandacht te geven, kan er iets verschuiven in je bewustzijn. Heel letterlijk ‘zakt en verdiept’ je bewustwording naar je gehele lichaam ‘van top tot teen’ in plaats van je te beperken tot ‘hoofd-zakelijk’ denken. Dit lichaamsbewustzijn wordt soms aangevat met een laagdrempelige uitnodiging om je ademhaling te volgen, zonder dat je daaraan iets hoeft te veranderen. Bij het systematisch doorlopen van je lichaam kun je beginnen met je aandacht in je voeten te brengen en letterlijk ‘grond onder je voeten’ te voelen. Dat kan op zich een belangrijke ervaring zijn die je meer aarding en stevigheid geeft. Vervolgens kun je vriendelijk uitnodigend de gewaarwordingen in elk deel van je lichaam verwelkomen. Dat wil niet zeggen dat je ‘blij’ moet zijn met wat je aantreft. Het betekent dat je zonder oordeel erkent hoe je lichaam iets meedraagt of aanvoelt. Het zorgvuldig van binnenuit ‘aftasten’ van je lichaam en erkenning geven aan wat je aan gewaarwordingen opmerkt, kan resulteren in een deugddoende ontspanning met diverse gunstige effecten op gans je organisme. In focussen is het echter niet de bedoeling dat je naar ontspanning streeft; het gaat om rustige opmerkzaamheid. Daarom speelt de houding waarin je zit een rol. Met een rechte rug ben je doorgaans alerter en kun je soms beter focussen dan onderuitgezakt.

Een toepassing hiervan is bijvoorbeeld uitgewerkt in een cursus ‘Focussend omgaan met migraine’. Daarover rapporteert de begeleidster Christine Langeveld: “Migrainepatienten hebben doorgaans een, vergeleken bij andere mensen, hoge spierspanning. Vooral de nek en de schouderpartij, maar vaak ook de hele rug en de benen zijn permanent gespannen. De energie kan niet vrijelijk doorstromen; bij extra (in)spanning hoopt die zich op bij schouders en nek, en raakt gestuwd in het hoofd. Aandacht voor het eigen lijf, het gewaarworden van lichaamshouding en gevoelens van spanning – het lijkt wel of veel migrainepatienten in het gewone doen helemaal geen weet hebben van hun lijf; tijdens een aanval zijn ze één en al lijf, daarna is het lijf uit beeld, tot de volgende aanval.  In de cursus gebruikten we eenvoudige oefeningen om de deelnemers meer bewust te laten worden van hun lijf, hoe ze erin zitten en hoe ze ermee omgaan. De ‘zak’-oefening bleek voor de meeste deelnemers heel doeltreffend. Daarbij nodig je je lichaam uit om de spanning (warmte, energie) die opstijgt en zich in de buurt van het hoofd ophoopt, naar beneden te laten gaan. (… ) Van het begin af aan (al in de folder) hebben we benadrukt dat mensen niet mogen verwachten dat ze van hun migraine verlost worden, wel dat er iets kan veranderen in hun omgaan ermee, en daarmee in hun totale beleving ervan. Een van de deelnemers zei het enige tijd na de cursus zo: ‘Eerst was ik bezig met overleven, nu met leven!’

Een andere beweging in het focussen is ‘ruimte maken’. Daarbij gaat je opmerkzaamheid niet alleen naar je lichamelijke gewaarwordingen, maar naar alles wat je aandachtsveld bezet. Grote en kleine zorgen, problemen die er al lang zijn of die recent opgedoken zijn, en eveneens wat je vervult met vreugde of dankbaarheid. Het is zoals rondkijken in een kamer waar heel veel staat. Daar kun je ook grote en kleine meubelstukken aantreffen, erfenissen van vroeger en nieuw aangekochte dingen, mooie kunstwerken en leuke voorwerpen die je plezier geven. Bij het betreden van een ruimte word je soms overweldigd door ‘zoveel’ dat daar is, met als gevolg dat je er niet in slaagt om je te concentreren op iets. In je beleving kan het ook zo zijn dat je overbezet bent door een veelheid van dingen. Dan is het helpend om even op te merken wat er allemaal is dat je bezighoudt, zonder ergens dieper op in te gaan. Zoals het maken van een boodschappenlijst waarbij je noteert wat er nodig is, zonder dat je reeds die boodschappen begint te doen. Je erkent elk van de dingen die het veel maken, om vervolgens alles een plek te geven waar het even kan wachten. Zo ontstaat er orde en overzicht en krijg je ademruimte. Dat kan op zich al heel opluchtend zijn. In de context van het ontwikkelen van existentieel welzijn is het ‘ruimte maken’ soms een noodzakelijke voorafgaande stap om je voldoende vrij te bewegen bij het verkennen van een thema. Zo schep je de beste condities om je innerlijk weten en je rijkdom die je betreffende een specifiek onderwerp meedraagt, ‘vrij’ te maken en aan het woord te laten. Daarom starten in dit boek diverse oefeningen regelmatig met de uitnodiging van ‘ruimte maken’ vooraleer je in een onderwerp duikt. Er bestaan in de stap van ‘ruimte maken’ veel creatieve varianten en er wordt daarbij veelvuldig beroep gedaan op metaforen die voor de persoon in kwestie betekenisvol zijn en tot de ‘ver-beelding’ spreken. Zoals ‘ruimte maken in een overvolle kamer’, een ervaring ‘opzij schuiven’, je probleem op een ‘afstand zetten’ , je ‘zware rugzak naast je zetten’… allemaal metaforen om het proces van jezelf los te maken van wat je bezwaart of bezet, zo levendig mogelijk te evoceren.

In onze opleiding existentieel welzijn wordt tijdens een Skypesessie met vier deelnemers de gelegenheid geboden om te oefenen met ‘ruimte maken’. De begeleider nodigt de deelnemers uit om zichzelf de vraag voor te leggen: “Wat staat er op dit moment in de weg opdat ik me helemaal oké zou kunnen voelen?” samen met de suggestie om het stil te laten worden in zichzelf en te wachten… De deelnemers benoemen na een tijdje met een paar kernwoorden wat er zich aandient als antwoord op deze vraag: een gespannen nek, een agenda die om aandacht schreeuwt, een moeilijk gesprek met een partner dat er zit aan te komen, het vertrouwde gevoel zo’n oefening ook nu weer niet te kunnen…. De begeleider vraagt hen om deze belevingen, één voor één opzij te schuiven, om zo meer ruimte te ervaren. Zo opent zich een veel minder bezwaarde en een vreugdevolle ruimte binnenin. Een deelnemer verwoordde het als volgt: “Ik kreeg het beeld van een luchtballon die langzaam opsteeg, die rust en ontspanning bracht, de dagelijkse dingen geleidelijk aan loslatend, terwijl het contact met mezelf steeds sterker werd. Het mandje onder de ballon is onderverdeeld in compartimenten, en die zorgen voor veiligheid en comfort:  ieder heeft zijn eigen ruimte, terwijl er toch sterke verbinding met elkaar is. Bovendien is er een begeleider, een piloot die af en toe aan het touwtje trekt waardoor het vuur harder gaat branden. Op die manier kreeg ik contact met loslaten, ruimte ervaren, maar kon ik ook mijn vuur en verbinding met anderen ervaren.”

De  helende werking van ruimte maken is aangetoond bij kinderen en volwassenen in uiteenlopende problematische situaties, ook bij ernstige ziektes. Door ruimte te maken kun je ervaren dat je meer bent dan een verzameling problemen. Bij de verschuiving van ‘ondergaan’ naar ‘observeren’ krijg je soms contact met je eigen waardevolle kern die niet overschaduwd is door moeilijkheden. Die ervaring van ‘ik ben meer dan mijn problemen’ geeft nieuwe energie en helpt je terug in je kracht te komen. Daarin schuilt de helende werking. Er komt een nieuw ‘ik’ dat zich kan verhouden met problemen in plaats van erin te verdrinken. Je leert als het ware ‘een goede plek’ in jezelf overeind houden of vinden, ondanks de moeilijkheden waarvan je beseft dat die er zijn. Die ervaringen van een ‘goede plek’ in jezelf kunnen heel divers zijn: dankbaarheid om je voeten die je dagdagelijks dragen, een omhullende schelp gevormd door je handen en armen, de gelukzaligheid van de beweging tussen je hoofd en hart, een innerlijk kacheltje gewaarworden, comfortabel in je bekken  zitten, je hart dat door zo te kloppen voor je zorgt, een feestelijk verpakt doosje mildheid dat je graag voor jezelf onder de kerstboom legt… Dat contact met een zachtmoedige stilte in het centrum van je lichaam kan resulteren in een diep gevoelde innerlijke vrede die voor sommige mensen een spirituele ervaring is.

Je kunt ook focussen met een open vraag naar wat je aandacht op dit moment nodig heeft. Vaak kom je dan uit bij iets dat eerder gebeurd is, dat niet zo spectaculair hoeft te zijn, maar dat toch iets van kwetsuur of een ‘blauwe plek’ achtergelaten heeft. Dat gekwetste stukje kun je dan verzorgen door te focussen.  Ann Weiser die niet uit de therapiewereld stamt, heeft veel toepassingen van focussen voor het dagelijks leven uitgewerkt. Zij illustreert hoe je een ‘focusleven’ kunt leiden door niet alleen na een specifieke situatie, maar vooral tijdens een gebeurtenis contact te maken met je innerlijk aanvoelen. Haar inspirerende tips om op subtiele wijze de rijkdom van het focussen te laten renderen, nemen we graag mee op ons pad naar existentieel welzijn.  Zo kun je In je dagelijks leven  soms spontaan beginnen focussen vanuit een vaag gevoel als: “er is iets niet juist”.

Ann Weiser illustreert dat met een ervaring bij het verlaten van een hotelkamer. Ze merkt op dat ze een aandrang heeft om het bed op te maken, terwijl haar logische gedachten zeggen dat het absurd is omdat het personeel alles zal verversen. Maar haar gevoel blijft hangen bij het bed en waarschuwt haar dat er iets is dat haar aandacht nodig heeft. Daarop vertrouwend begint ze het bed op te maken. Ze vindt tot haar verrassing onder een kussen haar dagboek. Dat zou ze vergeten zijn indien ze niet was blijven stilstaan bij haar vage aanvoelen dat er “iets” was.

Het kan soms even duren vooraleer je het helder krijgt wat er is. Daarom is het vaak nodig om letterlijk tegen jezelf te zeggen: “wacht even, ik heb wat tijd nodig”.  Ook bij het nemen van beslissingen kun je soms merken dat “het nog niet volledig klopt.” Zo kun je bijvoorbeeld in een vergadering voelen dat er een oplossing aangereikt wordt die bij jou een vaag onbehagen oproept. In zo’n situatie zou je bijvoorbeeld kunnen zeggen:  “Laat ons nog niet verdergaan – iets hiervan voelt niet volledig.”  Door te blijven bij wat “niet in orde” of “niet volledig” voelt,  kan er uiteindelijk een veel betere beslissing ontstaan. Je kunt in je dagelijks leven alles als uitgangspunt nemen om heel kortstondig te focussen.

Zo heb ik mezelf al veel leed bespaard sinds ik aandachtig ben voor kleine signalen in mijn lichaam. Ik ben van natuur een snelle stapper. Mijn neiging tot ‘rennen’ neemt toe naarmate ik het druk heb en over weinig tijd beschik. Op die manier ben ik vaak gestruikeld en heb ik door ‘snel nog iets te doen’ mijn rug soms beschadigd. Ondanks de scha en schande waarmee ik dan letterlijk ‘stilgelegd’ werd, veranderden mijn ingebakken gewoontes niet. Het focussen heeft mij geleerd om “wacht eens even” tegen mezelf te zeggen. Vooral wanneer ik gehaast ben, vang ik nu wel op wanneer mijn organisme vraagt om te vertragen.  Zo kan ik in de ochtend bij het naar beneden komen van de trap, voelen in mijn lichaam dat ik riskeer te struikelen als ik zo verder doe. Vroeger zou ik achteloos voorbijgegaan zijn aan zo’n kleine waarschuwing. Nu neem ik het aan als een uitnodiging om even binnenin te toetsen: “wat is er dat mij nu zo doet hollen?”  Paradoxaal is dat ik door wat tijd te nemen en halt te houden, al veel tijd gewonnen heb.

Het focussen is een ongewoon verwijlen bij een gewaarwording, in plaats van het analyseren dat we gewoonlijk doen. Ann Weiser geeft de tip om bij een moeilijk gevoel gewoon even te laten weten binnenin: “Hallo, ik weet dat je daar bent.” Zo laat je jezelf even pauzeren in plaats van je gevoel direct als ‘slecht’ te classificeren. Het is door deze erkenning dat een proces van verandering op gang komt. Door te erkennen hoe het is, creëer je een ruimte waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.

Een begeleidster rapporteert hoe een cliënt in een eerste contact reeds het effect van dit eenvoudige ‘hallo’ zeggen kan ervaren en daarmee op het spoor van focussen komt, zonder dat er daarbij veel uitleg nodig is. De begeleidster opent het eerste gesprek met de vraag: “ga gerust even na hoe je er nu bij zit, hoe het zo van binnen voelt?” De cliënt merkt op dat ze “een harde bol, onderaan in het putje van haar keel” voelt. De begeleidster stelt voor: “Leg gerust je hand op die plek waar je die harde bol gewaar wordt, in een gebaar van: ik heb je opgemerkt, je mag er zijn.” Nadat ze ingegaan is op die uitnodiging, zegt de cliënt met verwondering: “de bol wordt er zachter van”. Na dat even zo te laten, beseft ze: “ik voel nu hoe belangrijk het is om stil te staan bij mezelf, om mezelf echt te leren kennen.”

Wanneer je vastzit in een emotie kan het soms helpen om de woorden “iets in mij” te hanteren. Het anders formuleren is niet louter een spelen met taal; het brengt een ander aanvoelen in jezelf teweeg. Je ervaart meer ruimte na de cruciale verschuiving van ‘samenvallen met’ naar ‘aanwezig zijn bij’ iets. Door bijvoorbeeld te zeggen “iets in mij is verdrietig” blijf je nog steeds in contact met je verdriet,  maar dan vanuit een kleine afstand, waardoor je blikveld verruimd wordt. Zo krijg je een andere manier om met je verdriet om te gaan. In het  aanwezig zijn bij je verdriet, kun je mededogen met jezelf ontwikkelen in plaats van als slachtoffer in de greep van een overweldigende emotie te blijven. Gendlin vergelijkt die kleine afstand die je nodig hebt tot je probleem of tot hevige emoties met hoe je ‘de soep niet kunt proeven als je hoofd erin steekt’. Je kunt maar van de ‘soep proeven’ vanop een kleine afstand, waarbij je met ‘mondjesmaat’ telkens iets opneemt.

Blijft dat elke stap in het focussen kan ‘onderbroken’ worden door kritische stemmen. Die stoorzenders komen soms van de buitenwereld, maar meestal duiken ze op als behorend bij jezelf. Zoals een ‘innerlijke criticus’ die elke verandering tegenhoudt. In psychotherapie zijn er diverse benaderingswijzen om de meer complexe onderliggende processen die het focussen soms blokkeren, op te vangen en bij te sturen. Het is belangrijk om die hardnekkige valkuilen op te merken en eventuele achterliggende traumatische ervaringen zorgvuldig te erkennen.

Om enig idee te geven van zo’n proces volgt hier een sterk ingekort voorbeeld uit een therapiesessie. Jan werd in zijn kindertijd misbruikt. Hij heeft zich daardoor afgesloten van mensen. Wanneer hij nu focust komt er een positief gevoel tegenover een nieuwe vriend. Maar dan volgt er direct een waarschuwende innerlijke stem: “Pas op, niemand is te vertrouwen!”  De therapeut vraagt of er een beeld is dat past bij de stem die zegt niemand te vertrouwen. Jan heeft een beeld van ‘een wachter’ die altijd de ingang bewaakt. De therapeut vraagt of ze een dialoog kunnen aangaan met die wachter om te horen wat zijn goede bedoelingen zijn. Jan ontdekt dat de wachter hem behoedt voor indringers. Bij verder exploreren van de functie van de wachter,  begrijpt Jan dat hij hem in dienst heeft genomen om te voorkomen dat hij nog zo gekwetst zou worden als toen hij kind was. De therapeut beaamt dat de wachter heel belangrijk was om het kwetsbare kind te beschermen. De therapeut vraagt aan Jan om de wachter te erkennen en misschien te bedanken voor alles wat hij betekend heeft. Daarna vraagt de therapeut of Jan af en toe vakantie zou kunnen geven aan zijn ‘plichtsbewuste trouwe dienaar’. Jan lacht: “Ik zou met mijn wachter kunnen overleggen of hij echt nodig is op elk ogenblik. Ik kan hem tenminste verlof geven terwijl ik bij mijn beste vriend ben.” Op de vraag wat Jan voelt als hij zich dat echt voorstelt, antwoordt hij: “Het heeft iets bevrijdend, ook minder eenzaam en saai, want tenslotte zat ik wel altijd afgezonderd met die wachter aan mijn deur.”

In het landschap van existentieel welzijn gaat het om de attitude van erkenning dat er diepgewortelde hindernissen kunnen zijn die je afhouden van het betreden van bepaalde domeinen in je beleving. De aanname dat er goede redenen zijn dat iets zich op deze manier toont, is op zich al een nieuwe stap. Je kunt deze vorm van zelfcompassie nog versterken door tegen jezelf te zeggen: “Geen wonder dat dit zo geworden is.” Zo geef je uitdrukking aan zelfacceptatie. Dat leidt meestal tot meer ontspanning omdat je niet meer vecht tegen jezelf. Vaak kom je na de erkenning van je ‘innerlijke criticus’ uit bij zijn tegenhanger: je ‘innerlijke kind’. Daar zit nog een weten van ‘hoe het had moeten zijn’ en hervind je contact met dat groeipotentieel. Daarbij komt er ruimte voor verwondering, zelfliefde en ontdekking van nieuwe facetten, zoals je talenten voelen openbloeien.

In je positie van begeleiding van een focusingproces groei je zelf ook in je vertrouwen in het innerlijke weten. En je ontdekt hoe de ‘vreemde bochten’ die het lichaam soms neemt, uiteindelijk ook een zin (gehad) hebben. Dezelfde ervaringen kun je veel ruimer tegenkomen bij elke begeleiding waarin het de bedoeling is iemand te steunen in een ontwikkeling naar meer welzijn en heling.

Een deelneemster aan onze opleiding die in haar praktijk vaak mensen met eetstoornissen begeleidt, verwoordde haar evolutie als psychotherapeut zo: “Wat ik van cliënten geleerd heb, is dat het vooral belangrijk is dat er iemand IS. Iemand die luistert, die begaan is, maar die ook vragen kan stellen zodat de persoon dichter bij zichzelf –  zijn ware zelf, zijn verlangens, zijn wensen – kan komen. Tijdens mijn stage had ik heel sterk het gevoel dat ik met oplossingen moest komen (wat ook voor een stuk zo is natuurlijk), maar intussen is mijn houding veranderd naar een faciliterende positie: ik help op weg, stel vragen, laat mensen fantaseren over “wat zou kunnen zijn”, ondersteun hen in de constructieve stappen die bij hen passen op dat moment, als ernaar gevraagd wordt vertel ik “wat andere mensen wel eens helpt is…” Zo geef ik bijvoorbeeld aan patiënten met een eetstoornis soms de opdracht om “een brief te schrijven aan hun eetstoornis”. Daarin benoemen ze waarbij de eetstoornis hen helpt/geholpen heeft en waarom het nu tijd is om er afscheid van te nemen.

Steeds opnieuw gaat het over liefdevolle erkenning dat ‘er iets is’ en dat het daar (ooit) goede redenen voor heeft (gehad). Ook nederigheid dat we niet alles (hoeven te) weten, dat er veel is dat we (nog) niet begrijpen, dat sommige dingen buiten het bereik liggen van wat we kunnen veranderen, dat het volstaat om het op te merken en erbij aanwezig te blijven.

Ter afronding van deze uitstap in het focusinglandschap, leg ik opnieuw de verbinding naar het pad van existentieel welzijn dat je kunt bewandelen vanuit je fysieke, sociale, psychische en spirituele zijnsmodus.

Het focussen is heel sterk gediend met liefde voor je lichaam en respect voor hoe de natuur je uitgerust heeft met zo’n bijzonder organisme dat in staat blijkt te zijn om lange tijd dingen in bewaring te nemen, totdat je er klaar voor bent om ze opnieuw in het daglicht te laten komen. Ook de verwondering over hoe we als mens beschikken over een gevoelig instrument dat ons kan leiden: gaande van kleine spanningen, vermoeidheid, tot hevige pijn om ons te signaleren dat we niet op de juiste weg zijn; maar evenzeer onmiskenbare tekens zoals een kleine opluchting, ontspannen rust, zelfs uitbarstingen van energie wanneer we op het spoor zitten van de betekenissen waar ons lichaam ‘weet van heeft’. Omdat we sociale wezens zijn, hebben we tevens een grote gevoeligheid voor hoe andere mensen ons bejegenen. In die ervaringen met anderen hebben we soms kwetsuren opgelopen. Bovendien hebben we geleerd om ons aan te passen om tegemoet te komen aan de voorwaardelijke liefde van belangrijke anderen. Of in een meer dagelijkse context kunnen we bij anderen iets van beoordelingen oppikken, die ons doen kiezen voor snelle aanpassingen in onze beleving, zodat we niet uit de sociale boot vallen. Daarvoor betalen we een prijs, in de vorm van (lichte) ontrouw aan onszelf, tot niet meer weten wie we ten diepste zijn. In het socialiseringsproces leer je als het ware vaak om je innerlijke weten het zwijgen op te leggen. Om je vertrouwen in je innerlijke weten te herwinnen, heb je vaak iemand nodig die je onvoorwaardelijk en liefdevol vergezelt in die reis naar binnen.

Nederlandstalige literatuurlijst

(bestaat op dit moment uit eigen werk van Vlaamse auteurs, vertalingen door Vlamingen en Gendlin vertaald in het Nederlands)

(Met * bij de belangrijkste werken van een bepaalde auteur – 06/12/2013)

Afschrift, M.(2018) Wat ik beteken voor de ander ontstaat uit de verbinding met mezelf, Tijdschrift Persoonsgerichte Experiëntiële Psychotherapie, 56 – 1

Afschrift, M. (2017) Stoppen met helpen en voluit voor de ontmoeting gaan. Tijdschrift Persoonsgerichte Experiëntiële Psychotherapie, 55 – 3

Bowers, L. (2001). Tochtjes met de lift helpen kinderen om te leren focussen, deel 1. (Swyngedouw, T., 2010, Vert.).

Bowers, L. (2002). Tochtjes met de lift helpen kinderen om te leren focussen, deel 2. (Swyngedouw, T., 2010, Vert.).

Coffeng, T. en Vlerick, E. (2008). Focusing en de experiëntiële aspecten van psychotherapie. Handboek Gesprekstherapie. De persoonsgerichte experiëntiële benadering, 181-203.

Depestele, F. (2013). Inleiding tot TAE (70 pp.). Verkrijgbaar bij auteur.

*Depestele, F. (2011). Gendlins theorie van het ervaringsproces.

Depestele, F. (2011). Enkele notities bij de eerste beweging van focussen.

Depestele, F. (2011). Het boek en het congres: brief aan een redactielid. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 49 (3), 238-242.

Depestele, F. (2009). Verslag van de 21th International Focusing Conference op 12-16 mei 2009 te Awaji, Japan. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 47 (4), 333-339.

Depestele, F. (2008). Grenzen in psychotherapie: hoe vormt het therapieproces zijn bedding? (Deel I). Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 46 (3), 193-210.

Depestele, F. (2008). Grenzen in psychotherapie: hoe vormt het therapieproces zijn bedding? (Deel II). Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 46 (4), 287-295.

Depestele, F. (2007). Primary bibliography of Eugene T. Gendlin (2007 revision).

*Depestele, F. (2005). Integratie in de beleving. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 43 (4), 245-270.

*Depestele, F. (2003). Taal in de praktijk van experiëntiële psychotherapie. Tijdschrift voor Psychotherapie, 29 (5), 385-409.

Depestele, F., K. Korrelboom, T. de Wolf & H. Snijders (2003). Fasering en proces. Een experiëntieel, gedragstherapeutisch en psychoanalytisch perspectief. In S. Colijn, H. Snijders & W. Trijsburg (red.), Leerboek integratieve psychotherapie, pp. 179-210. Utrecht: De Tijdstroom.

Depestele, F. (2002). Experiëntiële aspecten van psychotherapie. PsychoPraxis, 4 (5), 200-204.

*Depestele, F. (2000). De therapeutische ruimte(n) vanuit experiëntieel perspectief. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 38(4), 237-262 & 321.

Depestele, F. (2000). Tekst en beleving. Tijdschrift voor Psychotherapie, 26 (4), 213-232.

Depestele, F. & D. Hermans (1999). Blootstelling in psychotherapie. Bekeken vanuit de gedragstherapeutische en de experiëntiële (en de psychoanalytische) benadering. In R.W. Trijsburg, S. Colijn, E.C.A. Collumbien & G. Lietaer (red.), Handboek integratieve psychotherapie, pp. I/3/1-45. Den Haag: Elsevier/De Tijdstroom.

*Depestele, F. (1995). Een inleiding in het werk van Gendlin. Het experiëntiële karakter van psychotherapie. Tijdschrift voor Psychotherapie, 21(5), 349-370 (Errata: 1996, 22 (1), 63).

Depestele, F. (1995). Gevoelde zin: een Nederlandse vertaling voor ‘felt sense’. Tijdschrift voor Cliëntgerichte Psychotherapie, 33(1), 3-16. (Erratum: 1995, 33 (2), p. 2).

Depestele, F. (1995). Het lichaam vóór de ‘gevoelde zin’. Praktijkboek gesprekstherapie. Psychopathologie en experiëntiële procesbevordering, 109-129.

Depestele, F. (1989). Experiëntiële psychotherapie: een stap in de praktijk. Tijdschrift voor Klinische Psychologie, 19 (1), 1-15 (Deel I) & 19 (2), 60-81 (Deel II). Herdrukt in VRT-Periodiek, 1989, 27 (4), 22-33 & 1990, 28 (1), 15-32.

Depestele, F. (1986). Het lichaam in psychotherapie. Droom en werkelijkheid in client-centered psychotherapie, 87-123.

*Depestele, F. (1984). Ervaringsgerichtheid en Gendlins begrip ‘felt sense’. Client-centered psychotherapie in beweging. Naar een procesgerichte benadering, 87-110.

Feuerstein, H. – J., & Müller, D. (1984). Interview met Eugene Gendlin: “Focusing is client-centered therapie die je op jezelf toepast”. Psychologie, 1985, 4, 33-35.

Gendlin, E. T. (2010). De stad en menselijke aandacht. (Peumans, L. & Depestele, F, Vert.).

Gendlin, E.T. (2000). Waar je het lichaam vanbinnenuit voelt, is er een doorgang. (de Bruijn, E. 2001, Vert.)

*Gendlin, E. T. (1997). Wat gebeurt er in de act van het focussen? (Deel I) A Process Model, VIII-A,a. (Strandstra, A., Depestele, F., 2010, vert.).

*Gendlin, E. T. (1997). Een aantal vereisten voor onze verdere begripsvorming (hoofdstuk IV-A, d-2 van ‘A Process Model’, 1997). Het nieuw soort begrippen in Gendlin’s ‘A Process Model’. (Strandstra, A. & Depestele, F., 2010, Vert.). A Process Model, 28-38.

Gendlin, E. T. (1997). Lichaam-omgeving. A Process Model, 1-6. (Strandstra, A., Depestele, F., 2009, Vert.).

Gendlin, E.T. (1996). Het focusproces in 6 stappen. (de Bruijn, E. & Langeveld, C., 1997, Vert.)

Gendlin, E. T. (1996). Wat is een focuspartnerschap?. (Tejpar, F., 2009, Vert.).

Gendlin, E.T. (1993). Gene Gendlin aan het woord en aan het werk. Gesprekken over focussen, dromen en psychotherapie. (de Bruijn, E. 20033; 19981, Vert.) Den Haag: Focuscentrum.

*Gendlin, E. T. (1986). Focussen en je dromen. Laat je lichaam je dromen interpreteren. (Duyster, D., 1991, Vert.) Haarlem: De Toorts.

Gendlin, E. T. (1985). Enige opmerkingen over het “zelf”. (Post, A., Vert.). Psychotherapeutisch Paspoort, 1986, 4, 5.87-5.105.

*Gendlin, E.T. (1984): De cliënt van de cliënt: randgebieden van het bewustzijn. (A. Strandstra, E. de Bruijn & C. Langeveld, 2001, Vert.)

Gendlin, E. T. (1982). Introductie tot de nieuwe ontwikkelingen in het focussen. (N. van Lookeren Campagne-Taverne, Vert.). Psychotherapeutisch Paspoort, 1984, 2, 5.25-5.33.

*Gendlin, E. T. (1981). Focussen. (Grasman, G., Vert.). Haarlem: De Toorts.

Gendlin, E.T. (1963). Subverbale communicatie en therapeutische expressiviteit: Trends in de client-centered therapie met schizofrenen. (Ferguson, M., Vert.). In C.R. Rogers & B. Stevens (red.) (1972), Intermenselijk, pp. 116-124. ‘s Gravenhage: NVSH.

Klein, M.H., P.L. Mathieu, E.T. Gendlin & D.J. Kiesler (1969). The experiencing scale. Pattyn, M.R. 1978, Vert.) In W. De Moor (1978), De psychotherapeutische interventie. II. De behandelingsstrategische fase, pp. 289-298. Deventer: Van Loghum Slaterus.

*Leijssen, M. (2013) Focussen als liefdevolle reisgids. Uit: Leven vanuit liefde. Een pad naar existentieel welzijn, pp. 26-46. Tielt: Lanoo.

Leijssen, M. (2013). Existentieel trauma. Tijdschrift Klinische Psychologie, 43(3), 169-175.

Leijssen, M. (2009). Focussen als zelfheling. Aandachtig leven. Verlangen naar harmonie en eenheid, 65(2), 77-86.

*Leijssen, M. (2007). Focussen als innerlijk luisteren. Uit: Tijd voor de ziel, pp. 99-142. Tielt: Lannoo.

Leijssen, M. (2006). Kortdurende cliëntgerichte psychotherapie. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 44(1), 19-31.

Leijssen, M., & Nagels, A. (2004). De benadering van het lichaam in experiëntiële psychotherapie. In M. Leijssen & N. Stinckens, Wijsheid in gesprekstherapie (pp. 63-82). Leuven: Universitaire Pers Leuven.

Leijssen, M. (2003). Over oneindige angst en troost in kortdurende therapie. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 41 (4), 311-313.

Leijssen, M. (2003). Focussen en psychotherapie. De Focuskrant, 7, 1-3.

Leijssen, M. (2001). De focus van Mia Leijssen. In A. Bergsma, Wat bezielt de psycholoog? Gesprekken met vooraanstaande psychologen (pp. 185-191). Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.

Leijssen, M. (2001). Lichaamsgerichte interventies in psychotherapeutische hulpverlening. Waardevol en ethisch verantwoord? Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 56(3), 195-217.

*Leijssen, M. (2000). Focusing: een krachtige methode om jezelf te ontwikkelen en te helen. Psychologie Magazine, 19, 70-71.

Leijssen, M. (1996). Focusingprocessen in cliëntgericht-experiëntiële psychotherapie. Tijdschrift voor Cliëntgerichte Psychotherapie, 34(4), 43-49.

*Leijssen, M. (1995). Innerlijke relatie en Focusingproces. Uit: Gids voor gesprekstherapie, pp. 131-169. Utrecht: De Tijdstroom. Download: Het focusingproces.doc (183.5 KB)

Leijssen, M. (1995). Focusing: psychotherapeutisch proces en religieuze ervaring. Tijdschrift voor Psychotherapie, 21(1), 24-36.

Leijssen, M. (1995). Kenmerken van een helende innerlijke relatie. In G. Lietaer & M. van Kalmthout (Red.), Praktijkboek Gesprekspsychotherapie (pp. 25-37). Utrecht: De Tijdstroom.

Leijssen, M. (1991). Focusing in therapie. In J. C. A. G. Swildens, O. de Haas, G. Lietaer, & R. Van Balen (Eds.). Leerboek gesprekstherapie. De cliëntgerichte benadering (pp. 195-221). Leuven/Amersfoort: Acco.

Leijssen, M. (1991). Ruimte maken: een micro-proces in experiëntiële cliëntgerichte therapie. Tijdschrift voor Psychotherapie, 17, 48-53.

Leijssen, M. (1989). Focusing als specificering van de Rogeriaanse grondhoudingen. In H. Vertommen, G. Cluckers, & G. Lietaer (Eds.), De relatie in therapie (pp. 121-145). Leuven: Universitaire Pers.

Leijssen, M. (1986). Moeilijkheden met focusing: studie van therapiefragmenten. In R. Van Balen, M. Leijssen, & G. Lietaer (Eds.), Droom en werkelijkheid in client-centered psychotherapie (pp. 151-179). Leuven/Amersfoort: Acco.

Leijssen, M. (1984). Focusing in de praktijk van client-centered therapie. In G. Lietaer, Ph. h. van Praag, & J. C. A. G. Swildens (Eds.), Client-centered psychotherapie in beweging (pp. 397-427). Leuven: Acco.
Missiaen, C. (2009). Focussen.

Stinckens, N., Lietaer, G., & Leijssen, M. (2002). Nieuwe klemtonen in de cliëntgericht-experiëntiële visie op de gewetensfunctie en de innerlijke criticus. Tijdschrift voor psychotherapie, 28, 113-135.

Stinckens, N., & Leijssen, M. (1999). De innerlijke criticus in cliëntgericht-experiëntiële psychotherapie. Illustratie van een micromodel. Tijdschrift voor Psychotherapie, 25(1), 5-26.

Tsuchie, S. (2003). Ons innerlijk weer..(Swyngedouw, T., 2011, Vert.). Staying in Focus, The Focusing Institute Newsletter, Applications of Focusing, III(1 ).

Swyngedouw, T. (2018) TAE – Thinking At the Edge. Tijdschrift Persoonsgerichte Experiëntiële Psychotherapie, 56, 3, 153 – 166. 

Swyngedouw, T. (2019) Interactive focusing als voorbeeld van RELIFO (Relating, Listening and Focusing instructions). Tijdschrift Persoonsgerichte Experiëntiële Psychotherapie, 57, 1, 11-22. 

Swyngedouw, T. (2019) Focusing. Je lijf als bron van innerlijke wijsheid. In N. Cardinaels & L. Goossens (red.) Ruimte maken voor lichaam en geest in therapie (pp. 94-98). Leuven: Acco. 

Swyngedouw, T. (2019) Experiëntieel Creatief Werken. Het verbinden van de lichamelijke wijsheid met het creatieve proces. In N. Cardinaels & L. Goossens (red.) Ruimte maken voor lichaam en geest in therapie (pp. 99-103). Leuven: Acco.

Swyngedouw, T. (2015) Helping children (and adults) to find their inner home. The Folio, a journal for focusing and experiential therapy, XXVI, 1, 137-144.

Verliefde, E., & Stapert, M. (2003). De kunst van het luisteren. Communiceren met kinderen op school en thuis. Leuven: Acco.

Vlerick, E. (2009). Focusingtraining voor adolescenten (15-18 jaar) met weinig zelfvertrouwen en een negatief zelfbeeld. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 47(3), 255.

Vlerick, E. (2006). Focusing als leidraad voor het welbevinden van leerkrachten en hun teamwerking. Praktijkgids voor de basisschool, mei 2006 (Personeelsbeleid/Professionalisering – Methode), 126.

Weiser Cornell, A. (2008). Tien manieren om focussen te gebruiken in het dagelijkse leven. (Swyngedouw, T., 2009, Vert.).

Weiser Cornell, A. (2008). Zeven geheimen om een blokkering op de lossen. (Broens, S. & Swyngedouw, T. 2012, Vert.).

Weiser Cornell, A. (2005). Drie sleutelaspecten van focussen. (Swyngedouw, T., 2009, Vert.).

Weiser Cornell, A. (2000). Drie regels voor een veilig focuspartnerschap. (Peumans, L., 2009, Vert.).

Weiser Cornell, A. (1996). De kracht van focussen. Luisteren naar je lijf kan je leven veranderen. Een praktische gids. (Langeveld, C & de Bruijn, E., 1998, Vert.) Haarlem: De Toorts.